
Ook hebben er in Katlijk een aantal verenigingen bestaan met een christelijke signatuur. Veel van deze verenigingen zijn in de loop der jaren verdwenen, andere kwamen er voor in de plaats.
De Katholieke Kerk
In het vorige hoofdstuk, Kerk en de Klokkenstoel, hebben wij al het een en ander vermeld over de kerk als gebouw.
Zoals overal het geval was, waren de christenen aanvankelijk allemaal rooms-katholiek. De kerk, die er in 1243 al stond, was dan ook een rooms-katholieke kerk. Het moet wel een erg sobere kerk zijn geweest. Zoals vaker in die tijd was de kerk van hout gebouwd.
Deze allereerste kerk viel onder het klooster van Nes, bij Akkrum. De kerk, die rond het jaar 1550 werd gebouwd en er nog altijd staat, was van steen en behoorde tot de Rooms-Katholieke Kerk in Heerenveen. Overigens is er van het Katholicisme in Katlijk maar weinig bekend. Zo kennen we maar enkele namen van geestelijken, die in Katlijk hebben gediend. Daarbij is geen enkele naam uit de periode rond 1243.
Uit de latere periode weten we dat er naast de pastoor ook een vicaris in Katlijk het rooms-katholieke geloof diende.
We kennen de volgende personen
Pastoor - Thytardus Hiddonus - ongeveer 1525
Vicaris - Lolle Jouckes - tot 1550, hij werd toen pastoor in Haskerhorne
Vicaris - Jelle Aeijckez - na 1550
Pastoor - Hendrik Smeynck - van 1552 tot 1580
Pastoor - Jacob Wigiri - van begin 1580 tot halverwege 1580
Op 31 oktober 1517 sloeg Maarten Luther aan de Slotkerk te Wittenberg in Duitsland de 95 stellingen, waarmee de Reformatie zijn aanvang nam. Deze Reformatie had in Katlijk niet zo'n grote invloed. Dat werd anders toen op 31 maart 1580 de Staten van Friesland besloten, dat de 'gereformeerde religie' de enige officiële godsdienst zou zijn. Alle kerken zouden dan ook vanaf dat moment gebruikt worden voor de 'protestantse erediensten'. Dit gold dus ook voor de kerk in Katlijk.
Bezittingen van de Katholieke Kerk
Katholieke Kerken staan er om bekend dat ze over nog al wat eigendommen beschikken. Dit was ook het geval bij de Katholieke Kerk in Katlijk. Dit blijkt wel uit het onderstaande uit 1500:Pastoriegoederen Kattelyck: Pastorye breedt zynde 24 roeden met Huys en schuur en verdere ancleeff, streckende van Heerenveen Doorgaende tot in de Cuynder (alles byeen 60 Car.Glds); De vicary: Tien roeden en huys, naestlegers, strekkende van Heerenveen en tot Cuynder, per jaar 40 phil, die by een clerck 's jaers gebriekt worden Patroonrenter: negen roe holtlanders, waarvan zes (en andere ook) Streckende van Heerenveen en tot Maedsloot (2 goud Glds); Twee dagmaten hooiland te Delfstrahuizen op de uitterdyken (3 phil); 'Voerts ytelycken pennningen die sjaars geimploniert worden tot discipline van de joecht toe leeren ende onderholdinghe van een schoelmaster bedraegende ten somme van 15 phil glds.
In 1550 is de huidige kerk gebouwd. Zo'n twee jaar later begon de vervening in de omgeving van Katlijk. Ook daar heeft de kerk zijn graantje van meegepikt.
Hieronder een uittreksel van de koopbrief.
- 21 augustus 1552 -
Hendrick Smeynck, Pastoor in Kattelieck en Jelle Aeijckez, vicaris aldaar, Saecke Sijbrantstz, Eelcke Hansz en Tiedger Rieuwertsz kerkvoogden van Kattelieck voor hun en als volmachten van de genoemde gemeente, verkopen aan de heer Pieter van Dekema, al den turf die hij zal mogen doen graven uit of van 6 roeden veens of lands, zoo de zelve in Kattelieck in de Opperburen gelegen zijn, Sake Sijbrantstz van de oostegge en de heer Pieter voors aan de westegge, beginnen de 30 roeden, boven den nieuwen Leidijk en zoo voorts strekkende noordwaarts tot in de veenscheiding, - nog 11 roeden veens of lands, zoo als die in Kattelieck gelegen zijn, de heer Pieter voorts aan de westegge en Eelcke Gerbis erven aan de oostzijde, beginnende, 30 roeden boven den nieuwen Leidijk enzovoorts noordwaarts tot in de veenscheiding toe, - nog den turf of den klijn van 6 roeden ook in Kattelieck gelegen, heer Pieter voors aan beide zijden, strekkende van den nieuwen Leidijk of noordwaarts tot in den veenscheiding en nog van 3 roeden veens af lands, zoo die in het oosteinde van Kattelieck gelegen zijn, de heer Pieter voors, aan beide zijden, strekkende van den nieuwen Leidijk noordwaarts tot in de veenscheiding, welke voors delfte of grifte 1,2,3 jaren en zoo lang zal duren dat alle turf of klijn gelegen op voren gemelde 50 roeden lands geheel en al vergraven zullen zijn en langen niet, waarvoor heer Pieter voors bij anticipatie zal betalen 325 Goud Guldens en daarenboven een nieuwe kaas tot een geschenk, zonder eenig regt van eigendom op den grond te mogen pretenderen.
De Hervormde Kerk
Van de Hervormde Gemeente in die tijd is niet veel bekend. Wel weten we dus dat zij dezelfde kerk gebruikten als voorheen de rooms-katholieken. Maar of ze ook al de goederen hebben overgenomen weten we niet. Wel weten we dat ze onder anderen de volgende bezittingen had:In 1595 bezat de parochiekerck van Kattelyck de Nyehasker camp bouwland in de Vicariezathe
De Gereformeerde Kerk
De gereformeerde kerk staat in Mildam, maar is echter al in 1842 in Katlijk gesticht.In 1834 kwam de Reformatie, die in Ulrum door ds. De Cock was begonnen, ook in Friesland terecht. De beweging in Friesland stond onder leiding van Ds. Van Velzen uit Drogeham.
![]() |
|
De vroegere gereformeerde kerk, nu Samen-Op-Weg- Gemeente, in Mildam |
Tussen 1836 en 1842 werden er op diverse plaatsen kerkdiensten gehouden, gewoon bij de mensen thuis. Dit gebeurde in Katlijk bij Yntze Hendriks van der Honing en zijn vrouw Antje Fimkes Bosma. Dit waren in Katlijk de eerste leden van de 'christelijke afgescheiden gemeente'. Zij werden op 23 maart 1840 bevestigd als leden. De familie Van der Honing woonde aan de W.A. Nijenhuisweg 25. Yntze Hendriks van der Honing was boer en imker. Yntze had niet alleen bijenkorven op de Katlijker heide staan, maar hij ging onder anderen ook naar de Friese klei voor koolzaad honing. Daarnaast had hij ook nog korven op de Drentse hei.
Op 5 oktober 1842 werd de gemeente in Katlijk gesticht. De diensten werden toen niet meer bij de familie Van der Honing gehouden. Waar deze wel werden gehouden is niet bekend.
De eerste ambtsdrager die werd benoemd was de Mildammer Andries Jans Siezenga. Hij was een man met veel taken. Hij was naast diaken ook ouderling, voorzanger en kerkvoogd.
Dat de Gereformeerde Kerken het moeilijk hadden is wel duidelijk. Hier en daar werden gemeenten gesticht, maar er werden er ook weer ontbonden. Zo was de gemeente van Wolvega geen lang leven beschoren en de leden kwamen toen bij Katlijk. De kerkdiensten werden toen nog steeds bij de mensen thuis gehouden.
In 1850 begon men toch na te denken over een eigen kerkgebouw. Begin 1851 werd er een woonhuis aangekocht in Mildam, met het doel dit te gebruiken voor de diensten. Dit huis stond op de plaats waar nu de gereformeerde kerk staat. Deze kerk is momenteel in gebruik bij de Gereformeerde - Hervormde Federatie Mildam en Katlijk. Deze federatie, ook wel Samen-Op-Weg-Gemeente genoemd, houdt overigens ook kerkdiensten in de kerk in Katlijk.
De Doopsgezinde Kerk
Katlijk heeft nooit een doopsgezinde kerk gehad, maar vele van de Katlijker voorvaderen waren Doopsgezind. Families als Van der Honing, Hoekstra en Heida waren aangesloten bij de Doopsgezinde Kerkgemeenschap. Doopsgezinden werden, en worden nog, ook wel 'mennisten' genoemd. Het woord mennist is afgeleid van Menno Simons, een voormalig priester, die de Rooms-Katholieke Kerk verlaten had. Menno Simons was afkomstig van Witmarsum en heeft volgelingen over de hele wereld gekregen.
Een door Menno Simons gewijde oudste, de in 1582 overleden Leenaarty Bouwens, heeft vele 'bekeerlingen' in Friesland gedoopt. Hij liet een lijst na met de aantallen dopelingen en de plaatsen waar hij ze gedoopt had. Het zijn in totaal 10.252 personen, waarvan in Friesland ruim 6.500 mensen gedoopt werden. Ook Katlijk komt op deze lijst voor met 20 dopelingen.
Menno Simons leerde zijn volgelingen de overheid te gehoorzamen, maar geen overheidsambt te bekleden, geen eed af te leggen en geen krijgsdienst te verrichten. Hij leerde hen ook een christelijk leven van liefde en lijdzaamheid te leiden, in de verwachting van de komst van Gods rijk. Menno Simons was ook tegen de kinderdoop. Om gedoopt te worden moest men mondig zijn om een bewuste keus te kunnen maken.
In Mildam stond aan de Molenlaan een Doopsgezinde Kerk. In later tijd zijn er ook mennisten overgedoopt tot hervormd en velen van hen zijn later mee over gegaan naar de gereformeerde kerk.
De Vrijgemaakt Gereformeerde Kerk
Op 11 augustus 1944, bijna een jaar voor het einde van de Tweede Wereldoorlog, werd tijdens de landelijke vergadering van de bezwaarden de 'akte van vrijmaking of wederkeer' voorgelezen. Dit was de start van de Vrijgemaakte Gereformeerde Kerk.
In Katlijk en Mildam zijn er toen 53 personen overgegaan naar deze kerkelijke richting. Natuurlijk was er niet dadelijk een kerkgebouw voorhanden. Zodoende werden de kerkdiensten om en om gehouden in de hervormde kerk in Mildam en de hervormde kerk in Katlijk. Sommige gemeenteleden noemden dit de 'koude' en de 'warme' kerk. Dit kwam zo: Ouderling M. Libbenga stookte de kachel in de hervormde kerk in Mildam zaterdags al op. Ondanks dit en het feit dat de kachel er, soms letterlijk, roodgloeiend bijstond werd de kerk niet voldoende warm. Daarom zaten de gemeenteleden 's winters bijna rondom de kachel op de banken, die bestonden uit een dikke horizontale plank, en eenzelfde plank verticaal.
De middagdienst werd gehouden in de 'warme' kerk in Katlijk. Deze kerk was met hout betimmerd en had een houten vloer. Hier kreeg je niet van die koude voeten.
In het begin was er in de Katlijker kerk geen waterleiding. Bij een doopdienst in de wintermaanden zette de koster Tjitse Hoekstra eens een schaal sneeuw op de kachel om het smeltwater hiervan in het doopvont te doen. De broer van een jonge dopeling dacht dan ook dat zijn kleine broertje mishandeld werd met kokend water toen hij gedoopt werd.
In 1957 kreeg men een eigen kerk. De plaatselijke timmerwinkel in Mildam werd verkocht en vervolgens omgebouwd tot kerkgebouw. Het was al die tijd een bloeiende kerk, totdat in 1997 het ledental sterk afnam. Hierna werd de vraag 'of de gemeente nog een toekomst had' steeds duidelijker. Er werd uiteindelijk gekozen om de gemeente op te heffen en zich te voegen bij de gemeente in Heerenveen.
Op 9 juli 2000 is de laatste dienst gehouden. Omdat er veel genodigden waren werd deze dienst gehouden in de kerk in Katlijk.
Op 1 augustus 2000 werd de gemeente in Mildam definitief opgeheven.
Het verenigingsleven
Ten aanzien van het verenigingsleven, zoals dat in het verleden bestond, kunnen we concluderen dat dit een vooral kerkelijk karakter droeg. Al vanaf de lagere school, tot het moment dat men ging trouwen, was men lid van een jeugdvereniging. In de verschillende leeftijdsfasen ging men naar de jongens- en meisjesvereniging, de jeugdvereniging en de jongelingenvereniging. De bijeenkomsten van deze verenigingen droegen vooral het karakter van bijbelstudies. Bij de verenigingen met de jongere leden hielden de leiders van deze verenigingen bijbelvertellingen. Bij de oudere jeugd deden de leden dit zelf en hielden ze inleidingen naar aanleiding van thema's uit de bijbel. Als vervolg op deze inleidingen werden er vragen gesteld en werd er gediscussieerd.
Zowel de Hervormde- als de Gereformeerde Kerk kenden dergelijke jeugdverenigingen.
In de jaren 1950-1960 begon de belangstelling voor dit soort verenigingen af te nemen. Wel probeerde men de werkwijze van deze verenigingen wat aan te passen door ook ontspannende activiteiten aan het programma toe te voegen, maar het tij was niet te keren en in de loop van de twintigste eeuw was het met dit soort jeugdverenigingen gedaan. De komst van de televisie en de opkomst van de sport en de geringere betrokkenheid bij het kerkelijk leven zullen zeker aan deze ontwikkeling hebben bijgedragen.
Behalve de jeugdverenigingen kende men in die tijd ook de mannenverenigingen en de vrouwenverenigingen. De doelstelling van deze verenigingen was dezelfde als bij de jeugdverenigingen, namelijk het houden van bijbelstudies, al ging men ook een maatschappelijke discussie niet uit de weg. De mannenverenigingen bestaan al geruime tijd niet meer, de vrouwenverenigingen daarentegen wel.
![]() |
|
De Hervormde vrouwenvereniging Draagt Elkanders Lasten |
Naast deze naar richting georiënteerde verenigingen bestonden er in het verleden nog enkele andere, christelijk georiënteerde verenigingen.
Als eerste noemen we de christelijke muziekvereniging 'Con Brio'. Deze vereniging werd opgericht in 1927, maar tijdens de Duitse bezetting opgeheven. Het was voor de jonge mannen te gevaarlijk om naar de repetities te komen en bovendien wilde men niet onder Duits toezicht musiceren. Na de oorlog is er wel geprobeerd om tot een herstart van de vereniging te komen, maar er waren onvoldoende liefhebbers om tot een volwaardige vereniging te komen.
De christelijke zangvereniging 'Halleluja' is een zelfde lot beschoren. Dit koor werd in de dertiger jaren van de twintigste eeuw opgericht. Maar ook deze vereniging had in de oorlogsjaren te weinig leden om door te kunnen gaan.
Al voor de Tweede Wereldoorlog, in 1936, werd het christelijk kinderkoor 'Ons Genoegen' opgeheven. Dit koor heeft wel lang bestaan. Het werd in de periode 1850-1860 (het juiste jaartal is niet bekend) al opgericht
Het bijzondere van bovenstaande verenigingen was, dat niet alleen Katlijkers lid waren van deze verenigingen, maar ook inwoners van Mildam.
![]() |
|
De driehoek, nu de driesprong Kerkelaan - Breedsingel - W.A. Nijenhuisweg |
Deze vereniging, die nog altijd bestaat, werd op 12 oktober 1946 in Katlijk opgericht op initiatief van de heer Houkes, het hoofd van de christelijke school van Katlijk. De naam heeft de vereniging te danken aan de driesprong W.A. Nijenhuisweg - Kerkelaan - Breedsingel. De korfbalclub is aanvankelijk opgericht als christelijke vereniging en sloot zich aan bij de Christelijke Korfbalbond. In de omgeving van Katlijk waren echter geen andere verenigingen die ook bij deze christelijke bond waren aangesloten, waardoor het moeilijk was om wedstrijden te kunnen spelen. Om wedstrijden te kunnen spelen tegen verenigingen met dezelfde identiteit moesten langere reizen worden gemaakt en dat lukte zo vlak na de oorlog niet.
De Driehoek sloot zich daarom aan bij de algemene korfbalbond. Hierdoor werd het wel mogelijk om tegen zusterverenigingen in de directe omgeving te spelen. De club kreeg hierdoor ook een meer algemeen karakter. Wel speelt de vereniging haar wedstrijden nog steeds op zaterdag of andere dagen in de week. Op zondag wordt er niet gespeeld. Hierdoor kan ieder, ongeacht zijn of haar levensovertuiging, de korfbalsport beoefenen.
Oorspronkelijk speelden de korfballers op een terrein, waar nu de Klepelslag is. Men oefende en speelde de wedstrijden daar tot 1964. In dat jaar nam men het veld in gebruik dat aan de Kerkelaan ligt. Tot 1974 speelden de korfbalactiviteiten zich hier af.
In 1974 vertrok men naar een nieuw sportveldencomplex in Mildam. Op zich was dit een grote verbetering. Men kreeg de beschikking over een mooi terrein, compleet met kleedgelegenheid en kantine. Het voordeel van deze verhuizing was dat ook meer jeugd uit Mildam de korfbalsport ging beoefenen. Achteraf gezien is deze verhuizing toch wel jammer geweest, omdat die een verschraling betekende voor de activiteiten in het dorp Katlijk. Ook op de betrokkenheid van de inwoners van Katlijk bij de korfbalclub heeft dit geen positieve invloed gehad.
Een vereniging, die ook een duidelijk christelijk karakter droeg en nog altijd draagt, is de christelijke schoolvereniging. Het ontstaan van deze vereniging wordt uitgebreid beschreven in hoofdstuk 6, Het onderwijs. Daarom volstaan we hier met het noemen van deze vereniging.
In de geschiedenis van het Katlijker verenigingsleven hebben de vroegere buurtschappen wel een specifieke plek ingenomen. Deze buurtschappen droegen een wel heel serieus karakter, waarbij het ging het om burenplicht en burenhulp. De burenplicht richtte zich met name op hulp in gevallen van overlijden. Het afleggen van overledenen en het verzorgen van de begrafenis was onder anderen een taak van deze buurtverenigingen. Men ging daarbij serieus en respectvol te werk.
Er werd jaarlijks een vergadering gehouden. Uit de oude notulenboeken van deze buurtschappen kunnen we opmaken dat men de zaken wel heel serieus nam. De leden, de buurtgenoten, waren verplicht om op de jaarvergadering te verschijnen. Zo niet, dan kreeg men een boete van 10 cent. Was men absoluut niet in staat om te komen, dan moest men daarvoor wel geldige redenen hebben en dit van tevoren melden. In dat geval werd men vrijgesteld van het betalen van de boete. Voor personen van 65 jaar en ouder verviel die verplichting. Uit deze buurtschappen is later de begrafenisvereniging 'De Laatste Eer' ontstaan. Deze vereniging bestaat nog steeds, maar is inmiddels een vereniging voor Katlijk en Mildam.
Een vereniging die ook nog steeds bestaat is de Geitenfokvereniging 'Katlijk en Omstreken'. Deze vereniging werd opgericht in 1926. Het doel van deze vereniging was het verbeteren van de kwaliteit van de geiten. Om dit doel te bereiken werden er regelmatig geitenkeuringen gehouden.
Deze vereniging was typisch een vertegenwoordiger uit het begin van de twintigste eeuw. Er heerste in de oorden van Katlijk en omgeving veel armoede. De toen nog volop aanwezige heidevelden leverden niet veel op en de geit is een dier dat niet zo kieskeurig is wanneer het om voedsel gaat. Bovendien voorzag de geit de eigenaar van melk en vlees. Zoals men in die tijd wel zei, vormde de geit de koe voor de arme sloeber.
Tegenwoordig is het houden van één of meer geiten voor velen een vorm van hobby. Dank zij de geitenfokvereniging treffen de hobbyisten elkaar. Tijdens keuringen meet men elkaars krachten, wanneer het gaat om wie de beste en mooiste geit heeft.
Overigens komt ook het bedrijfsmatig houden van geiten steeds meer in de belangstelling te staan. Boeren die oorspronkelijk een melkveebedrijf hadden, schakelen over op het houden van geiten. Ook in Katlijk is dit het geval.
Van geheel andere orde is het toneelgezelschap. Dit gezelschap had niet de status van een vereniging. Het was een groep mensen die onder de naam 'Nea Ferlegen' toneeluitvoeringen voor haar rekening nam.
De drijvende kracht achter dit gezelschap was Gabriël Veenstra. Gabriël had een winkel aan de W.A. Nijenhuisweg 67. Hier vonden ook de repetities plaats.
Het toneelgezelschap trad op tijdens Oranjefeesten en schoolfeesten. Men speelde dan veelal in een tent, die dan stond op de plaats waar nu de Klepelslag is. Ook speelde men wel in het Hof van Schoterland in Mildam. Het toneelgezelschap ging ook wel met ingestudeerde stukken naar andere plaatsen te spelen. In het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw hield het toneelgezelschap op te bestaan. Het laatste stuk dat gespeeld werd had als titel 'Lean nei wurkjen'... Een wat cynische titel voor een laatst te spelen stuk zou men zo denken.
Een andere, toch wel heel bijzondere vereniging was de 'Coöperatieve Boerenleenbank'. Op 31 mei 1917 vond de oprichting plaats. Het doel van de vereniging was toen de verbetering van het landbouwbedrijf in Katlijk en omstreken. Mede oprichter en voorzitter was de heer W.A. Nijenhuis, die meer dan 30 jaar lang deel uitmaakte van het bestuur. In 1949 nam hij als bestuurslid afscheid van de bank. Het is opvallend hoe lang bestuursleden de bank dienden. Zo was T. Hosper bestuurslid van 1917 tot 1948. Een lange staat van dienst van meer dan 25 jaar bestuurslid of lid van de raad van toezicht hadden de heren L. Zwanenburg van 1923 tot 1959, G. Tadema van 1929 tot 1960, U. Hoekstra van 1949 tot1974 en Tj. Tadema van 1960 tot 1985.
De bank hield in de beginjaren kantoor aan huis bij meester Runia, die in het schoolhuis aan de Bisschoplaan 14 woonde. Meester Runia was ook de eerste kassier. Ook zijn opvolger W. Dam, hij was kassier van 1920 tot 1939, hield kantoor in zijn huis aan de Kerkelaan 7. Vanaf 1939 tot 1963 was D. Trinks kassier, die eerst kantoor hield in zijn boerderij aan de Schoterlandseweg 23 en later in het kantoor aan de W.A. Nijenhuisweg 5.
![]() |
|
De vroegere Boerenleenbank met haar bestuur |
Tenslotte de vereniging voor Plaatselijk Belang Katlijk.
Al voordat de huidige vereniging voor Plaatselijk Belang Katlijk werd opgericht moet er een voorganger zijn geweest. Over de oprichtingsdatum en het einde van die vereniging is niets bekend. Notulenboeken zijn we vooralsnog niet tegengekomen. Toch was er kennelijk behoefte aan een vereniging voor Plaatselijk Belang. Een groepje Katlijkers nam het initiatief om een nieuwe vereniging op te richten.
Op 25 januari 1929 opende de voorzitter van het voorlopige bestuur, de heer Wieger Dam, timmerman en bankier in Katlijk, de oprichtingsvergadering, die gehouden werd bij J. Mercuur, nu W.A. Nijenhuisweg 3. 'Des avonds om 7 uur', zoals we in de oude notulenboeken kunnen lezen.
Tijdens deze vergadering werd besloten om een vereniging op te richten, die de belangen voor het dorp Katlijk en haar inwoners zou moeten behartigen. Er werd tijdens deze oprichtingsvergadering een bestuur gekozen. Dat bestuur bestond uit voorzitter W. Dam, secretaris J. Timminga, penningmeester R. Hoekstra en de bestuursleden F. Posthumus, en W. Jongsma.
Aardig is te lezen waar deze bestuursleden van het eerste uur zich mee bezig hielden. Zo maakte men zich druk om het behoud van de lijkkoets. Kennelijk bracht dit voertuig nogal wat problemen met zich mee, want op de jaarvergaderingen was dit een regelmatig terugkerend gespreksonderwerp. Dit gold ook voor de slecht begaanbare Aaltjelaan en de wens om een fietspad aan te leggen naast de Breedsingel. De kosten van de aanleg van een dergelijk fietspad bedroegen in die jaren f 1.000,-. Een voor die tijd haast onoverkomelijk bedrag.
Aardig is ook om te weten dat de pas opgerichte vereniging zich bezig hield met het collectief inkopen van brandstof voor de inwoners. Er werd een speciale commissie benoemd, tegenwoordig zouden we 'een werkgroep' zeggen, die turf, eierkolen en antraciet inkocht. De heren M. Hoekstra en J. Pel moesten de turf inkopen en de heer G. Tadema de eierkolen en antraciet
Interessant is het een blik te werpen in het kasboek, zoals dat in de beginjaren werd bijgehouden, met daarin de bedragen voor de verschillende kosten. De honderd agenda's voor de jaarvergadering kostten f 1,75. De bezorgkosten daarvan bedroegen f 0,25. En dan te weten dat in 1932 Plaatselijk Belang 164.000 turven inkocht voor f 4,80 per duizend.
In de loop van de jaren is Plaatselijk Belang voor het dorp een belangrijke vereniging gebleven, waaraan vele dorpsgenoten hun beste krachten hebben gegeven. Dit is nog steeds het geval. Plaatselijk Belang komt nog steeds op voor de Katlijker belangen. In de voorbije jaren heeft dit onder anderen geleid tot het ontwikkelen van een plan tot dorpsvernieuwing, speelruimtes voor jonge- en oudere kinderen en het aanleggen van parkeerplaatsen. Bovendien vormen de ledenvergaderingen van Plaatselijk Belang een ontmoetingsmoment voor de dorpsbewoners. Ook de dorpsavonden, die de laatste jaren georganiseerd worden, leveren een bijdrage aan het dorpsleven.
Plaatselijk Belang Katlijk is een vereniging die specifiek Katlijkers als lid heeft. Op een enkele uitzondering na is elke Katlijker lid.
Een belangrijk element binnen Plaatselijk Belang is de dorpskrant 'De Raaptepper'. Dit blad is in 1987 voor het eerst verschenen en komt vier maal per jaar uit. Het vormt een belangrijke schakel tussen de tussen de inwoners van Katlijk.
![]() |
|
De Driesprong... 'middelpunt' van Katlijk |
Is er dan helemaal geen verenigingsleven meer? Jazeker wel!
We noemden al de korfbalclub De Driehoek, de Geitenfokvereniging 'Katlijk en Omstreken' en de Vereniging voor Plaatselijk Belang.
Ook moeten we de oprichting, rond de eeuwwisseling, noemen van enkele buurtverenigingen. Deze buurtverenigingen stellen zich vooral ten doel de contacten tussen de buurtgenoten te versterken. Zij organiseren bijvoorbeeld een jaarlijkse barbeque in de zomermaanden of een gezellige avond in de wintermaanden.
Daarnaast kennen we ook de damclub, de voetbalvereniging, de volleybalvereniging, de ijsbaanvereniging, de gymnastiekverenging, de tennisvereniging en de toneelclub. Maar dit zijn geen specifiek Katlijker verenigingen. Het zijn verenigingen met leden uit twee dorpen: Mildam en Katlijk.
De toneelvereniging geeft het in haar naam heel aardig aan: toneelvereniging 'De Twa Doarpen'.
Niets uit deze uitgave en publicatie op het internet mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
No part of this book and publication on the internet may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.