Dat deze periode in het leven van Martin een diepe indruk heeft achtergelaten, beschrijft hij in het onderstaande artikel.
Herinneringen van een onderduiker
Dit is de enige foto die Martin van zichzelf heeft tijdens de oorlogsjaren. Hij is hier ongeveer 4 jaar |
Katlijk was ongeveer het twintigste adres, waar ik in die drie jaar werd ondergebracht. Waarschijnlijk was ik niet erg geïnteresseerd in hoe men mij noemde, zolang ik maar een dak boven mijn hoofd had. Eigenlijk kon je Katlijk in die tijd niet eens een dorpje noemen. Het bestond uit een modderig laantje met wat huizen aan de éne kant en iets verderop, aan de andere kant van de sloot een klein boerderijtje. Die sloot herinner ik mij nog heel goed. Daar probeerde ik eens over heen te springen, maar dat lukte niet echt, dus kwam ik halverwege in het water terecht!
De familie Neef
Aaltje Neef met haar dochter Jeltje die de opvoeding van Martin voor haar rekening nam. |
Achter het huis was een groentetuin. Er waren stokken waar boontjes tegen op groeiden, en er waren bloemkolen en radijsjes. En bessen, maar welke weet ik niet meer. In de bossen groeiden bramen, erg lekker, maar je moest wel oppassen voor de stekels.
Ik sliep op een klein bovenkamertje, aan de voorkant van het huis. Veel weet ik er niet meer van, maar ik herinner me nog wel de grote boom vóór het huis. Vaak dacht ik eraan hoe fantastisch het zou zijn om uit het raam te klimmen en in de boom te springen. Maar ik heb het nooit gedaan, denkend aan de straf die ik vast gekregen zou hebben.
Jeltje was eigenlijk mijn moedertje, en zij was ook degene die me dagelijks verzorgde en opvoedde. Aan haar heb ik alleen maar goede herinneringen. Als ik de bossen in wilde, moest ik dat eerst aan haar vragen. Dan zei ze dat ik goed op moest passen en op tijd thuis moest zijn, anders werd oom Hans kwaad.
Zondag
De zondag was een speciale dag. 's Morgens deden we onze beste kleren aan, en liepen dan samen met andere mensen van de Aaltjelaan naar kerk. Het leek een heel eind, die hele Aaltjelaan af, tot aan de verharde weg naar Mildam, naar de kerk. In de kerk zaten we op banken, en tijdens de preek van de dominee viel ik dan vaak in slaap. Als de dominee bij ons thuis kwam, zei hij altijd dat hij mij wel zag indutten. Ik beloofde hem dan steeds beterschap en dat was het dan. Het mooiste van de zondag was het bezoek aan Oma Neef in Mildam. Vaak kregen we een koekje, dat was me wat.Mijn oranje poes
Het laatste jaar van de oorlog woonde ik dus bij de familie Neef. In januari 1945 werd ik 6 jaar en moest dus naar school. Ergens de kant van Oranjewoud op, maar veel weet ik er niet meer van.Mijn beste vriend was een grote oranje poes. Hij woonde bij ons in huis, en was zó groot dat je er bijna op kon rijden. Er was ook een hond, maar de poes was mijn beste vriend, die is me mijn hele leven bijgebleven. Op zekere dag was de poes weg en hoe we ook zochten, we konden hem niet vinden. Ik was ontroostbaar. Een paar weken later kwam er een vreemdeling in het dorpje. Hij had schijnbaar in de bossen rondom Katlijk gewoond. Zijn zelfgemaakte bontmantel had een oranje kraag: mijn oranje poes! Een herinnering die ik nooit zal vergeten.
V.l.n.r.: Dochter Rachel (31), moeder Henriëtte (87) en Martin Goslins (62). |
Zelf woon ik nu al weer 48 jaar in Amerika en heb een dochter van 31 jaar. De Neefs zijn al lang geleden overleden. Zonder hen had ik de oorlog niet overleefd, en zou mijn dochter nooit geboren zijn . . . .
Martin Goslins