Vooraf
verslag onderzoek van de werkgroep Âld-Ketlik1 geschreven door Jan Mulder |
In 2025 viert het dorp Katlijk dat het 500 jaar een kerkdorp is. Ter ondersteuning van het jubileumjaar is er onderzoek gedaan naar de eerste periode van de huidige stenen kerk. Dit is het onderzoeksverslag. Er volgen meer onderzoeksverslagen over andere hoogtepunten uit de geschiedenis van Katlijk tot het jaar 1700.
Inleiding
Het kerkgebouw van Katlijk is een rijksmonument en is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken. Deze Stichting schrijft over onze kerk: “De geschiedenis van Katlijk gaat terug tot in de dertiende eeuw. Het is bekend dat er in 1254 een kapel stond, waarna langzaam een buurtschap ontstond. In 1525 kreeg de buurtschap een eigen kerk, waardoor het een dorp werd.” Op Wikipedia staat precies dezelfde tekst. “In de zestiende eeuw werd Katlijk een turfdorp, omdat een compagnie hier turf liet delven. Overigens bestond Katlijk lange tijd uit twee verschillende buurtschappen: Groot Katlijk en Klein Katlijk.” Deze teksten prikkelden mijn nieuwsgierigheid. De buurtschap, de kerk, het dorp en vooral het bouwjaar - 1525 - van de stenen kerk. In het jaar 2025 is het 500 jaar geleden dat Katlijk een kerkdorp werd. Als dat klopt is er alle reden om een jubileumjaar te organiseren. Met een aantal andere nieuwsgierigen begonnen we aan een zoektocht naar wat we kunnen weten over het jaar 1525. Wij, de nieuwsgierigen1, zijn nu de werkgroep Oud-Ketlik.2 In meerdere publicaties in de vorige (20ste) eeuw wordt het jaar 1525 als bouwjaar genoemd. Soms staat er “rond” 1525. Het schept verwarring dat er op het informatiebord voor de kerk het jaar 1550 als bouwjaar staat. Wat weten we eigenlijk van de kerk van toen, van de overgang van buurtschap3 naar dorp? Wat betekende het voor Katlijk om turfdorp te worden? En nog wat later, in 1580, om protestants te worden? De werkgroep heeft zich in de herfst van 2023 vooral beziggehouden met onderzoek naar de kerk in de 16e eeuw. Wij wilden weten of de kerk inderdaad rond 1525 is gebouwd, waarom juist op de huidige locatie, wat bodemonderzoek aan informatie heeft opgeleverd en wat diverse Friese oudheidkundigen ons hierover op specifieke vragen konden adviseren en vertellen. Wij hebben daarom gezocht naar de oudste bronnen over de eerste periode van de huidige stenen kerk, vanaf 1518 tot het jaar 1580. Bovendien keken we ook naar oude kaarten waar Katlijk op staat en bestuderden we de resultaten van het archeologische bodemonderzoek (1978) onder de kerk. |
|
Een overzicht van zes historische artikelen in de Raaptepper
In de Raaptepper in 2023 en 2024 verschijnen zes artikelen over de vroege geschiedenis van Katlijk tot 1700.
Toelichting op Aflevering 6, over onderzoek naar een houten kapel in Katlijk in de hoge middeleeuwen.5 In 2025 is Katlijk een half millennium een echt dorp met een echte stenen kerk: de Thomastjerke. In 1254 bijna 300 jaar voor de bouw van de stenen kerk stond er al een houten kapel op een andere locatie in Katlijk. Die stond meer naar het zuiden van de huidige kerk, dichter bij de Tjonger. De Stichting Alde Fryske Tsjerken en het boek Katlijk door de eeuwen heen schrijven hierover. In het jaar 2054 kan het dorp opnieuw een jubileum vieren, want dan is het 800 jaar geleden dat het eerste gebedshuis met kerkhof is gebouwd.6 |
|
Inhoud van dit onderzoek
|
|
|
Conclusies
Na grondig literatuur- en archiefonderzoek, na het bestuderen van de oudste kaart waar Katlijk op staat en de resultaten van bodemonderzoek en na het raadplegen van diverse deskundigen zijn wij het volgende wijzer geworden.Het eerste is dat het Thomaskerkje zoals onder meer de Stichting Âlde Fryske Tsjerken stelt, inderdaad rond het jaar 1525 is gebouwd, en dat Katlijk daardoor toen van een gehucht een dorp werd. De literatuurbronnen zijn eerst door ons op waarde ingeschat. De historische bronnen uit de 16e eeuw zijn onderzocht in de archieven van Tresoar, het Historisch Centrum Leeuwarden en het Utrechts Archief. Daardoor weten wij nu meer over de kerkkavel van Katlijk, de turfwinning, de overdracht van de geestelijke goederen van Katlijk en ook de namen van een aantal Katlijkers.
In die 16e eeuw vonden we een drietal mijlpalen die bepalend zijn geweest voor de ontwikkeling van het dorp. Bovendien hebben wij in de archieven een aantal interessante gebeurtenissen en verhalen ontdekt. Tenslotte doen we aanbevelingen voor archeologisch bodemonderzoek naar de kerkkavel van Katlijk en de locatie van de middeleeuwse kapel.
Het onderzoek
Waar wij nieuwsgierig naar zijn 'De eerste mijlpaal'. Toen Katlijk rond 1525 een nieuwe stenen kerk kreeg was het daardoor in status gepromoveerd van een buurtschap naar een echt dorp. Dat roept allerlei vragen op. Hoe zeker kunnen we zijn dat 1525 het bouwjaar van de kerk is? Dat was de eerste vraag die we wilden onderzoeken. We gingen op zoek naar alle bronnen die daar iets over melden, de meest recente, maar vooral de oudste.Het onderzoek riep gaandeweg nog meer vragen op, die hieronder aan de orde komen.
Voor 1525 was Katlijk eeuwenlang een buurtschap. Of twee buurtschappen? Of misschien wel drie? Hoe zit dat nou? Wat hield dat concreet in, een buurtschap ten opzichte van een dorp? Buurdorp Brongergea was al veel eerder een dorp met een kerk. En later is dat welvarende dorp gedegradeerd tot een gehucht. Wat was de relatie tussen Brongergea en Katlijk als gehucht en later als dorp?
7) De pastoriegoederen te Katlijk in 1580. |
In de oudste archieven bleek dat de kerk van Katlijk op een lange kerkkavel (kerkstrook) was gebouwd. Deze strook was ongeveer 140 meter breed en liep 6 kilometer van de Knipe in het noorden tot de Tjonger in het zuiden7. Waarom kwam de nieuwe stenen kerk ongeveer halverwege te staan, op de woeste veengrond van die lange kerkkavel, tussen die 2 geografisch gescheiden buurtschappen, Groot Katlijk (nu de W.A. Nijenhuisweg) en Klein Katlijk (nu de Weversbuurt)? Stond de 13e eeuwse kapel (met kerkhof?) daarvoor al eeuwen op diezelfde strook? Was dat 600 meter ten zuiden van de stenen kerk, naast de Breedsingel? Hoe kunnen wij dat
vaststellen? Bodemonderzoek?
Heeft Katlijk al vanaf de 13e eeuw een eigen pastoor als zielzorger gehad, of deelden wij die met het vroeger veel grotere buurdorp Brongergea? Wat waren naast die van zielzorger de andere taken van een pastoor? Was die ook dorpsrechter? Voogd? Wat hield de functie van een vicarus8 in? Onder welke moederkerk viel de kapel en later de kerk van Katlijk?
8) een vicarus is een ‘onderpastoor’, die onder het gezag ven de pastoor werkt. |
Je ziet het, een heleboel interessante vragen.
Zo ook: Hoe is Katlijk een turfdorp geworden? Wat is er in 1552 met de turf van Katlijk gebeurd? Wie had het recht de turf te verkopen? Waar lagen de verkochte veenpercelen? Wanneer begon de daaropvolgende veenontginning? Hoe lang ging dat door in Katlijk?
Ook zijn er allerlei vragen over de laatste mijlpaal van de eeuw.
9) In 1580 werd de katholieke godsdienst verboden en werden de kerken aan de protestanten overgedragen. |
Wat gebeurde er met het bezit van de parochie in 15809, na de hervorming?
Wie is daarna eigenaar geworden van de kerk, het kerkhof, de pastorie, de pastorielanden, de kerkkavel? Wie is nu eigenaar? Waarom zijn er zoveel vicarissen geweest in de 10 jaar voor 1580?
Ons onderzoek beperkt zich tot vragen rond de 3 mijlpalen van de 16e eeuw.
Opzet onderzoek
Wij onderscheiden voor dit verslag 3 onderzoeksfasen:
|
|
De oriëntatiefase
Op 29 september 2023 hebben groepsleden Sytie Huisman, Eesger Toering en Jan Mulder, samen met oud-Katlijker Gerard Thijssen10, op de Kerkelaan een brainstormsessie belegd over het bouwjaar en de vroege geschiedenis van de kerk. Dat was het begin van ons onderzoek11. Vanzelfsprekend begon onze speurtocht met de website katlijk.nl en het boek Katlijk door de eeuwen heen. Ook op internet vonden we diverse digitale bronnen die vermelden dat het bouwjaar van de stenen kerk rond
3 Een verslag van archeoloog Herre Halbersma |
|
![]()
![]()
|
De verdiepingsfase, de oudste schriftelijke bronnen
Hieronder bespreken wij deze oudste bronnen en schetsen we daarbij de eerste jaren van Katlijk als kerkdorp, tot 1580. Fascinerende werelden gaan zo voor liefhebbers van oude geschiedenis open!
|
|
![]()
![]() ![]() ![]() |
Kerkje Katlijk op een kaart van 1545
Als eerste bron presenteren wij een kaart van 1545, van de beroemde cartograaf Jacob van Deventer. Deze toont duidelijk een kerk zonder toren in het dorp catlyck. De kaart moet gebaseerd zijn op topografische gegevens die een stuk ouder zijn. Deze uitsnede vonden we in 2 boeken, Katlijk door de eeuwen heen en Tusken wâld en wetter, over de historie van Mildam en Brongergea, p. 63. |
|
|
|
|
Uitsnede kaart van 1545 van Jacob van Deventer. Eesger Toering en Gooitzen Bosma hebben allebei gewezen op het bestaan en het belang van de kaart van 1545. |
Het Corpus Roemeling
De experts hierboven zijn het met elkaar eens. Dit Corpus is de beste bron voor archiefonderzoek naar Katlijk in de 16e eeuw. |
|
|
Katlijk in het Corpus Roemeling
Otto Roemeling heeft Katlijk niet over het hoofd gezien. Hij vermeldt voor Katlijk maar liefst 17 bronnen uit de oude archieven, voor de periode tussen 1518 en 158023. Bijna al deze 17 documenten heb ik (JM) gevonden in diverse archieven. |
|
Klik op de afbeelding hieronder voor vergroting ! ![]() |
|||
|
|
|
De presentatiefase
In deze laatste fase beschrijven wij drie belangrijke mijlpalen in de geschiedenis van Katlijk in de 16e eeuw. Voor elke mijlpaal vertellen we bijbehorende verhalen uit de archieven van de kerk in Katlijk in de 16e eeuw.
Eerste mijlpaal: 1525, Katlijk krijgt een kerk
Katlijk krijgt een kerk en wordt daarmee een dorp. 1518-1538, Tiaerdt Hiddes, eerste dorpspastoor van de nieuwe stenen kerk.
|
|
Klik op de afbeelding hieronder voor vergroting ! ![]() Uitspraak Hof van Friesland in de civiele zaak betreffende een voogdijkwesie
|
Tweede mijlpaal: 1552, Katlijk wordt turfdorp
Hoe Katlijk een turfdorp werd: verkoop turfrechten aan de Veencompanie33 Turf was goud. Turf was werk, voor mensen uit Friesland, Drenthe, Groningen en elders die dat hard nodig hadden. 21 aug.1552; Henrick Smeynck, pastoor in Katteliek en Jelle Aeyckez, vicaris aldaar, Saeke Sijbrantsz, Eelcke Hansz en Tiedger Rieuwertsz, kerkvoogden van Kattelieck voor hun als volmagten van de genoemde gemeente verkopen aan de heer Pieter van Dekema als de turf die hij zal mogen doen graven uit of van 6 roeden veens of lands, zo dezelve in Kattelieck in de opperburen gelegen zijn; Saeke Sijbrantsz aan de oostegge en heer Pieter voors. Aan de westegge, beginnende 30 roeden boven de nieuwe Leidijk enzovoorts strekkende noordwaarts tot in de veenschiding, - nog 11 roeden veens of lands, zo als die in Kattelieck gelegen zijn; heer Pieter voors. Aan beide zijden, beginnende en strekkende als de voorgaande 6 roeden, - nog 24 roeden veens of lands gelegen in Kattelieck, heer Pieter voors. Aan de west-egge en Eelcke Gerbis erven aan de oostzijde; beginnende 30 roeden boven de nieuwe Leidijk enzovoorts noordwaarts tot in de veenscheiding toe; - nog de turf of klyn van 6 roeden ook in Kattelieck gelegen, heer Pieter voors. Aan beide zijden, strekkende van de nieuwe Leidijk noortwaarts tot in de veenscheiding, welke voors. Delfte of grifte 1, 2, 3 jaren en zo lang zal duren dat alle turf of klyn gelegen op vorengemelde 50 roeden lands geheel en al vergraven zullen zijn en langer niet, waarvoor heer Pieter van Dekema vij anticipatie zal betalen 325 goudgulden en daarenboven een nieuwe kaas tot een geschenk, zonder enig recht op eigendom op de grond te mogen pretenderen. Origineel met opgedrukt zegel; achterop nr. 133.” 34 |
|
Klik op de afbeelding hieronder voor vergroting !![]() Dit is de koopbrief van de turfrechten van diverse percelen turf in Katlijk aan de Veencompagnie. Tresoar, Toegang 103, Inventarisnr 47. Foto Jan Mulder, november 2023.
|
Tenslotte: de derde mijlpaal, het jaar 1580
De pastoriegoederen van Katlijk worden in 1580 in kaart gebracht. |
|
|
De kerkkavels van 1580 in kaart gebracht
De pastorie… met een breedte van vierentwintig roeden, zich uitstrekkend van Heerenveen (nu De Knipe, JM) tot aan De Kuijnder, met aan de oostzijde het huis van Dijercks huisvrouw en aan de westzijde Pieter Hans zoon en Jan Broechters cs De vicarie, tien roeden land met daarop een huis en schuur, grenzend aan het land van Gercke Hanckes in het westen en Pieter Hans zoon en Jan Broechters cs in het oosten, zich uitstrekkend van de Heerenveen (nu De Knipe, JM) tot aan De Kuijnder. |
|
Klik op de afbeeldingen hieronder voor vergroting! | |||
Kaart 1: Deze kerkkavels van de pastorie en de vicarie op een hedendaagse Op de kaart hierboven is gepoogd de informatie uit de specificatie op een Google kaart te plaatsen. De rode pijlen strekken zich uit van Heerenveen (nu De Knipe, JM) tot aan De Kuijnder. Uitgangspunten zijn de kerk, de Kerkelaan en de Breedsingel. De ligging van de kerkkavels in de specificatie van Katlijk hierboven maakte ons nieuwsgierig naar de geschiedenis van die langgerekte kavels die je nu nog in 2024 overal op het Friese platteland ziet. Hoe zijn die ontstaan? Wanneer? Waarom? Antwoorden vonden we in het werk van landschapsgeschiedenis deskundigen43. |
|
![]() |
|||
Kaart 2: Het gebied van Bornego, 1315. |
|
![]() G. de Lange, 1992 |
|||
|
|
![]() JM, Getekend op de kaart van G. de Lange, 1992
|
Resultaten
In dit verslag staan we stil bij drie mijlpalen die bepalend zijn geweest voor de ontwikkeling van het dorp in de zestiende eeuw. Ook laten we zien hoe de middeleeuwse verkaveling van Katlijk een bepalende rol heeft gespeeld in de latere geschiedenis van het dorp.
- Het Thomaskerkje is inderdaad rond het jaar 1525 is gebouwd. Katlijk is daardoor van een dorp geworden. De kerk is gebouwd op een eeuwenoude (1325) pastoriekavel.
- De grootschalige industriele turfwinning in Katlijk is in 1552 begonnen. De percelen genoemd in het koopcontract kan men localiseren op de kaarten van de Langen voor 1315 en 2023.
- De geestelijke goederen (pastorie en vicarie) beschreven in de inventaris van 1580 kan men ook op die kaarten van de Langen voor 1315 terugvinden.
De historische bronnen uit de 16e eeuw zijn onderzocht in de archieven van Tresoar, het Historisch Centrum Leeuwarden en het Utrechts Archief. Daardoor weten wij nu meer over de kerkkavel van Katlijk, de grootscheepse turfwinning maar ook de namen van een aantal Katlijkers in de 16e eeuw.
Bovendien hebben wij in de archieven een aantal interessante gebeurtenissen en verhalen ontdekt.
Dit onderzoek leidt tot aanbevelingen voor nader onderzoek. Wij denken aan archief onderzoek in combinatie met archeologisch bodemonderzoek.
Archief onderzoek naar
- De kerkelijke relatie tussen Katlijk en Brongergea in de middeleeuwen.
- De relatie van Katlijk met De Duitse Orde.
- Het verloop van de turfwinning in de omgeving van Katlijk na 1552.
- Hoe het na 1580 verder is gegaan met de ‘geestelijke goeden’ van Katlijk.
Archeologisch bodemonderzoek naar
- De kerkkavel van Katlijk in 1580 en daarvoor.
- De locatie van
- De middeleeuwse kapel.
- De eerste middeleeuwse hoeven van Groot Katlijk en Klein Katlijk.
- De veenontginningen na 1552 in het gebied van Katlijk tussen de Schoterlandse Compagnonsvaart en de Tjonger.
Geraadpleegde literatuur
- Andrea, A.J., 1880, Burgerlijke en kerkelijke indeling van Friesland tusschen het Flie en de Lauwers, van omstreeks de 8e eeuw tot 1580
- Berns, J.L. et al, 1999, Archief Hof van Friesland, Inventaris 1516-1811,Hilversum
- De Rijke, P.J., 200, Hoogtepunten van de Friese cartografie, Leeuwarden
- Frieswijk, Johan en Schroor, Meidert, 200?, Geschiedenis van Zuidoost-Friesland, Drachten, z.j.
- Karstkarel, Peter, 2007, Alle middeleeuwse kerken: Van Harlingen tot Wilhelmshaven. Leeuwarden/Groningen, Uitgeverij Noordboek
- Halbersma, Herre, 1978, Kerkje Katlijk, bodemonderzoek, bulletin KNOB
- Heerma van Voss, A.L., 1949, Rekeningen en andere stukken, betreffende Friesland, afkomstig uit de Hollandsche Rekenkamer (1515-1575), (s-Gravenhage 1949
- Koksma, F.F., 1857, Beschrijving van Mildam en Brongerga, Leeuwarden
- Langen, G.J. de, 1992, Middeleeuws Friesland. De economische ontwikkeling van het gewest Oostergo in de vroege en volle Middeleeuwen. Thesis, Rijksuniversiteit Groningen.
- Langen, G.J. de, 2011, ‘De gang naar een ander landschap. De ontginningen van de (klei-op-)veengebieden in FryslaÌ,n gedurende de late ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen (van ca. 200 v. Chr. tot ca. 1200 n. Chr.)’ In: Gevormd en omgevormd landschap van Prehistorie tot Middeleeuwen.
- Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, deel IX De provincie Friesland, 1930
- Mol, J.A., 1991, De Friese huizen van de Duitse Orde, Fryske Akademy, Leeuwarden
- Mol, J.A., 1993, 'Registers van geastlik besit yn Himmelumer Aldfurd en Noardwâlde, Skoatterlân en Eaststellingwerf, 1578/1580, in: P.L.G. van der Meer
- Mol, J.A. en P. Nieuwland, 1993, Administrative en fiskale boarnen oangeande Fryslân yn de iermoderne tiid, Ljouwert
- Mol, J.A., De middeleeeuwse veenontginningen in Noordwest-Overijssel en Zuid-Friesland: datering en fasering, Hilversum, 2011
- Plaatselijk Belang Katlijk, 2004, Katlijk door de eeuwen heen, Katlijk
- Roemeling, Otto Derk Jan Roemeling, 2013 Heilgen en heren, dissertatie, Leeuwarden
- Spahr van der Hoek J.J., Verdeling van het landschap; Boven-Boorngebied - Rapport betreffende het onderzoek van het LaÌ,nskip-genetysk WurkforbaÌ,n van de Fryske Akademy, Drachten 1961.1961
- Stenvert, Ronald [et al.], 2000, Fryslân. Monumenten in Nederland, deel 6.46 2000
- Stichting Meyledam, 2009, Tusken wâld en wetter, schetsen uit de historie van Mildam en Brongerga
- Steensma, R. , jaar? De middeleeuwse dorpskerk van Katlijk, gebouw en gebruik
- Stichting Alde Fryske Tsjerken, z.j.
- Veenstra, G.J., 1931 Friesche Koerier van 6 oktober
- Vries, Oebele, 2021, Ferdban, Oudfriese oorkonden en hun verhaal, Uitgerverij Noordboek, Gorredijk
- Website Katlijk.nl, 2023, Historie, Meer informatie Thomaskerk, Niet op een terp maar op een vaste bult veen gebouwd, Omrop Fryslan met Simmmer yn Fryslan over Katlijk Katlijk door de eeuwen heen), z.j
- Worst, Dennis, 2012 Agrarische veenontginningen in oostelijk Opsterland (900 - 1700 AD), Groningen
Bijlage 1: De zaak voor het Hof in de maand juni 1538
Het betreft twee dorpen in het zuiden van Friesland tegen het einde van de late middeleeuwen. Zij hadden al enkele jaren een geschil dat niet naar tevredenheid van het ene dorp (Katlijk?) was opgelost. Dat dorp is in hoger beroep gegaan bij het Hof van Friesland in Leeuwarden, dat het laatste woord had als men er lokaal niet uitkwam. De dorpsoudsten van Katlijk hebben beroep aangetekend tegen een eerdere scheidsrechterlijke uitspraak. De scheidsrechters waren waarschijnlijk uit onpartijdige dorpen. De namen van alle betrokkenen staan in de tekst. Het Hof doet een uitspraak en stelt Katlijk in het gelijk.
Ontwaart de lezer ook de 8 persoonsnamen in de oorspronkelijke tekst? Hoeveel Ketlikkers, hoeveel mensen uit Haule?
De pastoors van die dorpen, heer Tiaerdt van Katlijk en heer Menno van Haule, waren zo te zien al een aantal jaren aan het touwtrekken over dit geval..
Maar waar ging het om? Kinderen uit Haule en Katlijk die met elkaar op de vuist waren gegaan, of misschien iets heel anders, een weeskind.
Uitdaging voor de lezer: probeer een reconstructie van het onderliggende verhaal te maken.
Bijlage 2: Specificatie van de pastorije gueden toe Kattelijeck
Dezelfde teksten in de Nederlandse transcriptie van 1580.“Specificatie van de pastorije gueden toe Kattelijeck.
In den eersten de pastorije, briedt sijnde vierendetwintich roeden met huijs ende schuuere ende vordere ancleeff, streckende van t Heerenfeen doergaende in den Cuijnder, ten oesten An Dijercks huijsffr. ende ten westen Pieter Hans zoon ende Jan Broechters cum socijs, metten incompsten totte selve pastorije behoerende, tsaemen geaestimeert in de jaerlijcxse rente ten somme van tsestich philips guldens.
De vicarije In den eersten thien roeden landes met huijs ende schuure daerop staende, Gercke Hanckes ten westen ende Pieter Hans zoon ende Jan Broechters cum socijs ten oesten naestgelandet sijnnen, streckende van de Heerenfeenen doergaende in den Cuijnder, met noch ijttelijcke andere jaerlijcxse incompsten, tsaemen sjaers getaxseert ten somme van viertich philips guldens, dwelcke bij een clerck sjaers gebruijckt ende opgeboerdt worden.
Des patroensrenten In den eersten negen roeden holtlandes, waer van van de ses roeden Reijtge Geels cum socijs ten oesten ende ten westen naestgelandet sijn, streckende van tHeerenfeen in de maedtsloet, ende die drie Eijlle Eelckes cum socijs ten oesten ende Reijtge Geels cum socijs ten westen naesten sijnnen, streckende als die ses voergaende roeden, doen sjaers thuer twee gouden guldens. Met noch twee dachmaeden hoeijlandes toe Delsterhuijsen opte uutterdijcken, doen sjaers thuer drie philips guldens mender vijff stuvers, ende voerts ijtelijcke penningen, die sjaers geimploijiert worden tot discipline van de joecht toe leeren ende onderholdinge van een schoelmeister, bedraegende ten somme van XV philips guldens. Aldus bij Wlbe Goeijthiens zoon, Eelcke Deddes zoon ende Hancke Piers zoon angegeven, dwelcke mede verclaert hebben gheen gewielen van sijlver ofte gout in de kercke beholden thebben.”
Bijlage 3: Een verhaal over iemand die alles van nabij meemaakte
Van de vele uiteenlopende thema’s en periodes in de geschiedenis van Katlijk tussen 1518 en 1580 kan je een verhaal maken. Dit is zo’n verhaal.Minne van de Ketlikker kerkhoeve, 1500-1586
Ketlikker Minne Hiddesz is heel oud geworden. 86 jaar was hij toen hij begraven werd op het protestantse kerkhof van de stenen kerk in Katlijk. Hij werd in Katlijk geboren in het jaar 1500. Pas twee weken na zijn geboorte kon hij worden gedoopt, want destijds werd dopen en trouwen nog niet gedaan in het kleine houten kapelletje in Katlijk. Er werd begraven op het kleine kerkhof achter het gebedshuis.
Voor dopen en trouwen moest je toen naar de grote kerk in Brongergea lopen, over een pad door de heide en het hoge veen. Door overstromingen was Katlijk soms dagenlang afgesneden van de buitenwereld. De vader van Minne, Eelcke, verdronk kort voor Minne’s geboorte, in een ondoordachte poging de Tjonger bij het gehucht van Mildam te doorwaden. Het lijk van Eelcke vonden de monniken een paar dagen later, onder de houten brug bij het klooster in Oudeschoot.
Minne was net 2 jaar, toen zijn moeder Montsa bij de geboorte van haar derde dochter Froukje in het kraambed aan de kraamvrouwenkoorts bezweek. Deze laatste Froukje zou net als Minne nog heel oud worden, 75. Nog net in de katholieke tijd is zij overleden. Vanaf haar 16de is zij non geweest, in het klooster van Oudeschoot. De eerste 2 Froukjes haalden allebei hun tweede verjaardag niet. Minne was nu wees en viel zoals gebruikelijk onder het toezicht van de kerkvoogdij.
Zijn hele leven heeft Minne op een hoeve gewoond en gewerkt, de hoeve van zijn oom en voogd, de pastoor Tiaerdt Hiddes. Heer Tiaerdt was heel lang, wel 20 jaar, de pastoor van Katlijk. Eerst bediende hij het oude, vervallen kapelletje. Later was hij de baas van een grote nieuwgebouwde stenen kerk van Katlijk, een stukje naar het noorden. De pastoor had graag een kerktoren op de kerk gewild, maar het fundament van versteend veen kon die niet dragen.
De hoeve waar Minne al zijn jaren doorbracht stond op de kavel van de pastorie, ten noorden van de kapel waar zijn oom de pastoor van was. Elk najaar moest Minne met andere dorpsgenoten naar de Tjonger lopen om te helpen met het uitladen van het hooi van Katlijk uit Delfstrahuizen. Zelf ging hij niet mee naar die hooilanden, zijn watervrees was te groot. Tot hij 80 werd ging Minne een paar keer per jaar over de kerkkavel, van de hoeve naar de Tjonger lopen, over het pastoriepad. Dan keek hij over het riviertje naar de streek waar geen Fries werd gesproken. Heel soms ging hij op dat zelfde pad de andere kant op, naar het noorden. Daar was het allemaal heide en veen, maar het pad was in de zomer goed te belopen.
Minne heeft niet veel van de wereld buiten Katlijk gezien. Maar hij heeft wel belangrijke historische gebeurtenissen aan den lijve meegemaakt. Die vonden plaats in de jaren 1525, 1552 en 1580.
Toen Minne 25 werd, was zijn oom en voogd Tiaerdt al 7 jaar pastoor geweest van het oud, vervallen kapelletje met kerkhofje in Katlijk. Nu, in mei 1525, kon Tiaerdt aantreden als pastoor van een splinternieuwe stenen kerk 650 meter naar het noorden. Daar zou Tiaerdt nog lang pastoor zijn. Voor Minne betekende dat in het dagelijks leven niet heel erg veel, want hij bleef op de boerderij wonen en werken. Maar, is hem verteld, hij woonde nu in een dorp, niet een gehucht. Minne had geen idee hoe zijn oom het voor elkaar had gekregen om die nieuwe kerk te laten bouwen. Wie had dat betaald?
Wat de nieuwe kerk in de praktijk van het dagelijks leven betekende kon hij niet vertellen, want zijn dagen bestonden daarna uit de werkzaamheden op de
pastoriehoeve van zijn oom, de pastoor. Ja, voor zijn kerkgang moest hij nu zo’n 300 meter naar het noorden lopen. Daarvoor moest dat naar het zuiden. De hoeve stond min of meer halverwege de kerk en de kapel.
Ja, en er was nog wat anders. Je kon in die nieuwe stenen kerk nu wel in Katlijk trouwen en dopen. Vrijgezel Minne kon dat echt niks schelen. Wel vervelend was dat het kerkhof bij de oude kapel in verval raakte. Daar lagen zijn moeder, vader en drie van zijn zusters begraven.
En daar kwam hij geregeld langs, op weg naar de madelanden bij de Tjonger.
Zijn leven ging zijn gangetje. Hij bleef vrijgezel. Hij hoefde niet zo nodig een vrouw en een gezin. Minne was graag op zichzelf. Het boerenleven beviel hem goed. Hij had altijd goed te drinken en te eten. En zijn oom en voogd, heer Tiaerdt zorgde voor de rest. Toen Minne 45 was is de pastoor aan de pest overleden. Van de nieuwe pastoor kon Minne op de pastoriehoeve aanblijven. Hij was onmisbaar.
Maar toen werd alles anders. Op de dag dat hij 52 werd is er een contract getekend door de heer Pieter van Dekema namens de 3 rijke en hoge heren van het Veen en de 5 notabelen van Katlijk, de pastoor Hendrick , de nieuwe vicarus Jelle en de drie kerkvoogden, Saeke, Eelcke en Tiedger. Turf was goud waard. Katlijk werd in een klap een turfdorp.
Minne verkeerde nu in een diepe crisis. Zijn rustig en geregeld leventje op de hoeve ging wel verder, maar er liepen nu heel vaak vreemde mensen voorbij, over het kerkepad. Mannen uit het noorden, van plaatsen als Legemeer en Teroele. Op zoek naar werk in het veen en als kanaalgravers in het noorden van de Ketlikker kerkkavel. Er ontstond een nederzetting bij wat ondertussen de Schoterlandse vaart werd genoemd.
Pastoor Hendrick zei dat Minne ook aan het uitgraven van de vaart kon werken. Naast de boerenarbeid ging Minne dus aan het werk als dagloner. Turfwinnen en kanaalgraven bracht extra geld in het laadje. Zo ging de buitenwereld een rol in zijn leven spelen.
In het jaar dat hij 80 werd woonde Minne nog steeds op de hoeve. Hij had overal last van, maar vooral van reuma en straatvrees. Lopen kon hij nog wel, soms langs het kapelletje op het dorpspad naar de Tjonger. Ja, de Tjonger. Daar kwam je niemand tegen. Het riviertje was gelukkig nog hetzelfde gebleven. Het oude kerkhofje was totaal verwilderd, maar Minne wist precies waar zijn ouders, zussen, broers en zijn oom waren begraven. Daar zou hij ook willen liggen. Maar dat mocht van die nieuwe kerk niet. Dat was niet langer gewijde grond. Daar rustte geen zegen meer op.
Zeiden die protestanten.
Minne kende bijna niemand meer in Katlijk. Al zijn leeftijdsgenoten waren overleden. Er waren nu 3 plaatsen met de naam Katlijk. Zijn eigen Katlijk noemden ze nu Groot Katlijk. Er was ook al lang een Klein Katlijk, om de bocht voorbij de stenen kerk op het pad naar Brongergea, het pad waar Minne had gehoord dat er vroeger de wevers woonden. Groot Katlijkers en Klein Katlijkers gingen al generaties naar de stenen kerk in Katlijk. De Groot Katlijkers zaten vooraan. Maar Minne kwam niet meer in de kerk, want die is van de katholieken gestolen. Pastoor Taede is naar Groningen gevlucht. De vicarus, Wolter, bleef en is toen dominee geworden. De eerste dominee van de stenen kerk in Katlijk. Daar moest Minne helemaal niks van hebben. Hij begreep het gewoon niet.
Wat hij ook niet begreep was dat er nu ook een Nij Katlijk was, bij de Schoterlandse vaart. Die lag Naast Nij Brongergea. Achterneef Anske woonde in Nij Katlijk, waar bijna iedereen kerkte in Brongergea. Dat was veel dichterbij over het trekpad langs de vaart.
De kerkvoogdij van de nieuwe kerk pasten wel wat op Minne. Ja, het waren dezelfde mannen als die van de oude kerk. Hij kreeg dagelijks een pan met eten. Het water in de put was nu bijna ondrinkbaar, het stonk en zag er roestig uit.
Op 31 december 1586 zag dominee Wolter geen rookpluim uit de schoorsteen van zijn oudste behoeftige. Hij vond Minne op het erf. Zijn oude koe waakte over zijn lijk. Minne werd begraven op het kerkhof van de stenen kerk, zo’n 300 meter naar het noorden.
Een steen heeft hij nooit gehad.
Bijlage 4: Heeft Minne echt bestaan?
Er is veel gebeurd in Katlijk in de periode die wij voor dit verslag hebben onderzocht.Om het geheel te kunnen overzien hebben wij “Minne” verzonnen, als een getuige van de grote gebeurtinissen die zich tijdens zijn leven afspeelden in Katlijk, tussen de jaren 1500 en 1586.
Minne is dus een fictief personage en heeft nooit werkelijk bestaan. Niettemin zijn de drie historische mijlpalen van Katlijk in de 16e eeuw gedocumenteerde feiten. En Minne had dus in het echt kunnen bestaan. Er had zeker een pastoriehoeve kunnen staan op de kerkkavel van Katlijk, op de driehoek waar de Breedsingel, de Kerkelaan en de Bisschoplaan samenkomen. Daar tussen het oude kapelletje van Katlijk en de nieuwe kerk.
Verzonnen:
- Minne zelf
- De kerkhoeve en de locatie daarvan, al is het zeer waarschijnlijk dat er toen een kerkhoeve was ergens op de kerkkavel van Katlijk en dat die niet al te ver van het houten kapelletje moet hebben gestaan.
- Dat de Groot Katlijkers vooraan in de kerk zaten.
- De eeuwenoude locatie van het houten kapelletje. Dat moet nog door verder onderzoek worden vastgesteld.
Niet verzonnen:
- Het houten kapelletje. Dat heeft volgens diverse mensen bij de bocht op de Breedsingel gestaan.
- De rol van de overstromingen in Katlijk.
- De grote kerk in Brongergea, en de rol die het speelde in het leven van Katlijk voor 1525.
- Een (nonnen) klooster in Oudeschoot.
- De pastoor Tiaerdt Hiddes, die volgens de archieven pastoor van Katlijk was tussen 1518 of 1519 en 1538. Zijn naam is op verschillende manieren gespeld.
- Deze Tiaerdt was pastoor in de periode dat de nieuwe stenen kerk werd gebouwd.
- De lengte van de kerkkavel, van waar nu de Schoterlandse Compagnons vaart in de Knipe ligt tot aan de Tjonger.
- De bouw van een stenen kerk op een fundament van versteende klei.
- Het contract tussen DCH en de 5 notabelen in 1552, waardoor Katlijk een turfdorp werd.
- De veenarbeiders en vaartgravers die ook in Katlijk werk vonden.
- De rol van de kerkvoogdij voor en na 1580.
- De meeste persoonsnamen in het verhaal.