info

2-1-2024

Hoe Katlijk een kerkdorp werd

Vooraf

verslag onderzoek van de werkgroep Âld-Ketlik1
geschreven door Jan Mulder

In 2025 viert het dorp Katlijk dat het 500 jaar een kerkdorp is. Ter ondersteuning van het jubileumjaar is er onderzoek gedaan naar de eerste periode van de huidige stenen kerk. Dit is het onderzoeksverslag. Er volgen meer onderzoeksverslagen over andere hoogtepunten uit de geschiedenis van Katlijk tot het jaar 1700.


Inleiding

Het kerkgebouw van Katlijk is een rijksmonument en is eigendom van de Stichting Alde Fryske Tsjerken. Deze Stichting schrijft over onze kerk: “De geschiedenis van Katlijk gaat terug tot in de dertiende eeuw. Het is bekend dat er in 1254 een kapel stond, waarna langzaam een buurtschap ontstond. In 1525 kreeg de buurtschap een eigen kerk, waardoor het een dorp werd.” Op Wikipedia staat precies dezelfde tekst. “In de zestiende eeuw werd Katlijk een turfdorp, omdat een compagnie hier turf liet delven. Overigens bestond Katlijk lange tijd uit twee verschillende buurtschappen: Groot Katlijk en Klein Katlijk.”

Deze teksten prikkelden mijn nieuwsgierigheid. De buurtschap, de kerk, het dorp en vooral het bouwjaar - 1525 - van de stenen kerk. In het jaar 2025 is het 500 jaar geleden dat Katlijk een kerkdorp werd. Als dat klopt is er alle reden om een jubileumjaar te organiseren. Met een aantal andere nieuwsgierigen begonnen we aan een zoektocht naar wat we kunnen weten over het jaar 1525. Wij, de nieuwsgierigen1, zijn nu de werkgroep Oud-Ketlik.2

In meerdere publicaties in de vorige (20ste) eeuw wordt het jaar 1525 als bouwjaar genoemd. Soms staat er “rond” 1525. Het schept verwarring dat er op het informatiebord voor de kerk het jaar 1550 als bouwjaar staat.

Wat weten we eigenlijk van de kerk van toen, van de overgang van buurtschap3 naar dorp? Wat betekende het voor Katlijk om turfdorp te worden? En nog wat later, in 1580, om protestants te worden? De werkgroep heeft zich in de herfst van 2023 vooral beziggehouden met onderzoek naar de kerk in de 16e eeuw. Wij wilden weten of de kerk inderdaad rond 1525 is gebouwd, waarom juist op de huidige locatie, wat bodemonderzoek aan informatie heeft opgeleverd en wat diverse Friese oudheidkundigen ons hierover op specifieke vragen konden adviseren en vertellen.

Wij hebben daarom gezocht naar de oudste bronnen over de eerste periode van de huidige stenen kerk, vanaf 1518 tot het jaar 1580. Bovendien keken we ook naar oude kaarten waar Katlijk op staat en bestuderden we de resultaten van het archeologische bodemonderzoek (1978) onder de kerk.
Een korte versie van dit onderzoeksverslag staat in de Raaptepper van winter 2023.4

 
1) Sytie Huisman, Ido Boltendal, Eesger Toering, Gooitzen Bosma en Jan Mulder zijn de vaste ‘leden’.

2) Naast de vaste mensen in de werkgroep hebben wel 12-15 anderen bijgedragen met tips, redactie, teksthulp, vragen en aanmoediging.

3) Wiki: Een buurtschap is in Nederland een kleine bewoonde plaats met een eigen naam en vaak zonder duidelijk middelpunt zoals een kerk of marktplein. Brongerga is een mooi voorbeeld van een buurtschap dat ooit een groot kerkdorp was (14e 17e eeuw). Het dorp is gedegradeerd en werd weer een buurtschap.Het gebied van het dorp strekte zich uit van het hoogveen van De Knipe aan
de Schoterlandse Compagnonsvaart tot aan de rivier de Tjonger.


Een overzicht van zes historische artikelen in de Raaptepper

In de Raaptepper in 2023 en 2024 verschijnen zes artikelen over de vroege geschiedenis van Katlijk tot 1700.
Bij drie van die ondererpen worden langere onderzoeksverslagen (zoals deze) op de site van Katlijk gepubliceerd.
De zes onderwerpen in de Raaptepper:

  1. Bommen Berend op de Bisschoplaan (herfst 2023)
  2. Hoe katlijk een kerkdorp werd (winter 2023 deel 1, voorjaar 2024 deel 2) (*)
  3. Bodemonderzoek kerk in 1978 (voorjaar/zomer 2024)
  4. Een ruitergevecht op de Ketliker Heide in 1673. (*)
  5. De eerste kaart waar het kerkdorp Katlijk op staat, Jacob van Deventer, 1545
  6. De locatie van de houten kapel, voorloper van de kerk, een uit het jaar, 1254 (*)

 

Toelichting op Aflevering 6, over onderzoek naar een houten kapel in Katlijk in de hoge middeleeuwen.5 In 2025 is Katlijk een half millennium een echt dorp met een echte stenen kerk: de Thomastjerke. In 1254 bijna 300 jaar voor de bouw van de stenen kerk stond er al een houten kapel op een andere locatie in Katlijk. Die stond meer naar het zuiden van de huidige kerk, dichter bij de Tjonger. De Stichting Alde Fryske Tsjerken en het boek Katlijk door de eeuwen heen schrijven hierover. In het jaar 2054 kan het dorp opnieuw een jubileum vieren, want dan is het 800 jaar geleden dat het eerste gebedshuis met kerkhof is gebouwd.6

Stof voor nieuw onderzoek. Wie doet mee?

 
5) De hoge middeleeuwenwaren een periode in Europa van ca. 1000 tot ca. 1250.

*) langer onderzoeksverslag


6) Waar stond deze kapel? Er zijn nog geen sporen gevonden. Diverse bronnen noemen als locatie de Breedsingel, direct ten zuiden van de huidige kerk, ongeveer ter hoogte van de bocht waar de picknick tafel staat. Waarschijnlijk heeft de kapel gestaan op een kavelstrook die liep van De Knipe tot aan de Tjonger, net als in Brongerga. Een uitdaging..

 

Inhoud van dit onderzoek

  • Vooraf >>
  • Inleiding >>
  • Conclusie >>
  • Het onderzoek >>
    • Waar wij nieuwsgierig naar zijn
    • Opzet onderzoek
  • De oriëntatiefase >>
  • De verdiepingsfase, de oudste schriftelijke bronnen >>
    • Vier oudheidkundigen
    • Een kaart van 1545
    • Het Corpus Roemeling
    • Katlijk en het Corpus Roemeling
  • De presentatiefase, drie mijlpalen voor Katlijk >>
    • De eerste mijlpaal: 1525 Katlijk krijgt een kerk en wordt dorp >>
    • De tweede mijlpaal: 1552 Katlijk wordt turfdorp >>
    • De derde mijlpaal: 1580 De parochie krijgt nieuwe eigenaren >>
  • Katlijk op de middeleeuwse kaart >>
  • Resultaten >>
  • Geraadpleegde literatuur >>
  • Bijlagen
    • 1: De zaak voor het Hof in de maand juni 1538 >>
    • 2: Specificatie van de pastorije gueden toe Kattelijeck >>
    • 3: Een verhaal over iemand die alles van nabij meemaakte >> leestip!
    • 4: Heeft Minne echt bestaan? >>

 

4) Een korte versie van dit onderzoek is gepubliceerd in de Raaptepper van winter 2023.


 

Conclusies

Na grondig literatuur- en archiefonderzoek, na het bestuderen van de oudste kaart waar Katlijk op staat en de resultaten van bodemonderzoek en na het raadplegen van diverse deskundigen zijn wij het volgende wijzer geworden.

Het eerste is dat het Thomaskerkje zoals onder meer de Stichting Âlde Fryske Tsjerken stelt, inderdaad rond het jaar 1525 is gebouwd, en dat Katlijk daardoor toen van een gehucht een dorp werd. De literatuurbronnen zijn eerst door ons op waarde ingeschat. De historische bronnen uit de 16e eeuw zijn onderzocht in de archieven van Tresoar, het Historisch Centrum Leeuwarden en het Utrechts Archief. Daardoor weten wij nu meer over de kerkkavel van Katlijk, de turfwinning, de overdracht van de geestelijke goederen van Katlijk en ook de namen van een aantal Katlijkers.
In die 16e eeuw vonden we een drietal mijlpalen die bepalend zijn geweest voor de ontwikkeling van het dorp. Bovendien hebben wij in de archieven een aantal interessante gebeurtenissen en verhalen ontdekt. Tenslotte doen we aanbevelingen voor archeologisch bodemonderzoek naar de kerkkavel van Katlijk en de locatie van de middeleeuwse kapel.

Het onderzoek

Waar wij nieuwsgierig naar zijn 'De eerste mijlpaal'. Toen Katlijk rond 1525 een nieuwe stenen kerk kreeg was het daardoor in status gepromoveerd van een buurtschap naar een echt dorp. Dat roept allerlei vragen op. Hoe zeker kunnen we zijn dat 1525 het bouwjaar van de kerk is? Dat was de eerste vraag die we wilden onderzoeken. We gingen op zoek naar alle bronnen die daar iets over melden, de meest recente, maar vooral de oudste.

Het onderzoek riep gaandeweg nog meer vragen op, die hieronder aan de orde komen.

Voor 1525 was Katlijk eeuwenlang een buurtschap. Of twee buurtschappen? Of misschien wel drie? Hoe zit dat nou? Wat hield dat concreet in, een buurtschap ten opzichte van een dorp? Buurdorp Brongergea was al veel eerder een dorp met een kerk. En later is dat welvarende dorp gedegradeerd tot een gehucht. Wat was de relatie tussen Brongergea en Katlijk als gehucht en later als dorp?

7) De pastoriegoederen te Katlijk in 1580.

In de oudste archieven bleek dat de kerk van Katlijk op een lange kerkkavel (kerkstrook) was gebouwd. Deze strook was ongeveer 140 meter breed en liep 6 kilometer van de Knipe in het noorden tot de Tjonger in het zuiden7. Waarom kwam de nieuwe stenen kerk ongeveer halverwege te staan, op de woeste veengrond van die lange kerkkavel, tussen die 2 geografisch gescheiden buurtschappen, Groot Katlijk (nu de W.A. Nijenhuisweg) en Klein Katlijk (nu de Weversbuurt)? Stond de 13e eeuwse kapel (met kerkhof?) daarvoor al eeuwen op diezelfde strook? Was dat 600 meter ten zuiden van de stenen kerk, naast de Breedsingel? Hoe kunnen wij dat
vaststellen? Bodemonderzoek?

Heeft Katlijk al vanaf de 13e eeuw een eigen pastoor als zielzorger gehad, of deelden wij die met het vroeger veel grotere buurdorp Brongergea? Wat waren naast die van zielzorger de andere taken van een pastoor? Was die ook dorpsrechter? Voogd? Wat hield de functie van een vicarus8 in? Onder welke moederkerk viel de kapel en later de kerk van Katlijk?

8) een vicarus is een ‘onderpastoor’, die onder het gezag ven de pastoor werkt.


Je ziet het, een heleboel interessante vragen.
Zo ook: Hoe is Katlijk een turfdorp geworden? Wat is er in 1552 met de turf van Katlijk gebeurd? Wie had het recht de turf te verkopen? Waar lagen de verkochte veenpercelen? Wanneer begon de daaropvolgende veenontginning? Hoe lang ging dat door in Katlijk?

Ook zijn er allerlei vragen over de laatste mijlpaal van de eeuw.

9) In 1580 werd de katholieke godsdienst verboden en werden de kerken aan de protestanten overgedragen.

Wat gebeurde er met het bezit van de parochie in 15809, na de hervorming?
Wie is daarna eigenaar geworden van de kerk, het kerkhof, de pastorie, de pastorielanden, de kerkkavel? Wie is nu eigenaar? Waarom zijn er zoveel vicarissen geweest in de 10 jaar voor 1580?

Ons onderzoek beperkt zich tot vragen rond de 3 mijlpalen van de 16e eeuw.

Opzet onderzoek

Wij onderscheiden voor dit verslag 3 onderzoeksfasen:

  • Oriëntatie
  • Verdieping
  • Presentatie 

 

 

 

De oriëntatiefase

Op 29 september 2023 hebben groepsleden Sytie Huisman, Eesger Toering en Jan Mulder, samen met oud-Katlijker Gerard Thijssen10, op de Kerkelaan een brainstormsessie belegd over het bouwjaar en de vroege geschiedenis van de kerk. Dat was het begin van ons onderzoek11.

Vanzelfsprekend begon onze speurtocht met de website katlijk.nl en het boek Katlijk door de eeuwen heen.
Ook het boek van onze buren in Mildam en Brongerga, Tusken wâld en wetter, is geraadpleegd. De archieven van Katlijk bevatten nu nog weinig informatie over de 16e eeuw, maar daar wordt hard aan gewerkt.
Op de foto hiernaast staat (ligt) er een aantal boeken dat in de loop van het onderzoek is gebruikt.

Wij vonden veel interessante informatie in deze fysieke boeken, maar nog te weinig directe bronvermeldingen over Katlijk in de 16e eeuw. Wij gingen dus verder zoeken.

Ook op internet vonden we diverse digitale bronnen die vermelden dat het bouwjaar van de stenen kerk rond
152512 ligt: 


Nog steeds in deze beginfase bespreken we 4 documenten.

1 Het boek 'Katlijk door de eeuwen heen' (2004)
Dit boek tijdens de hele zoektocht een onmisbare leidraad gebleken14.
De schrijvers van dat boek besteden in het hoofdstuk “Geschiedenis” 8 pagina’s aan de vroege geschiedenis van de kerk15. Deze zullen wij hier niet bespreken, maar dit is natuurlijk wel een belangrijk uitgangspunt voor ons onderzoek geweest.

Rake beschrijvingen van de oude kerk: “De kerk is nu een prachtig voorbeeld van eenvoudige schoonheid in een rustieke, landelijke omgeving,” (p68) en “waar de Katlijkers bijzonder trots op zijn.” (p62). Ook dit boek noemt 1254 als het jaar dat er sprake was van een kapel in Katlijk.

2 Het boek van onze buren 'Tusken wâld en wetter'
schetsen uit de historie van Mildam en Brongerga, van Stichting Meyledam, 2009, heeft interessante en voor ons onderzoek zeker ook relevante informatie over de historie van de gemeente Brongerga en Mildam in onze onderzoeksperiode, maar Katlijk wordt in die periode tussen 1518-1580 niet genoemd. Het Corpus Roemeling (dit wordt hieronder uitvoerig besproken) noteert over Brongerga en Mildam:

“In de loop van de 15e eeuw verschoof de bebouwing naar het zuiden en werd binnen de kerkekavel van Brongerga in Mildam een kapel gebouwd die allengs de functie van de in verval geraakte kerk van Brongerga overnam”. De patroonheilige van Brongerga was de heilige Agatha. Tot 1580 was er sprake van de pastorielanden van Brongerga en Mildam.16

Opmerking JM: de kerk(e)kavel liep dus van de Knipe boven Brongerga tot de Tjonger bij Mildam. De kerkkavel van Katlijk liep eveneens van Heerenveen (lees: de Schoterlandse Compagnonsvaart in de buurt van het oude kerkhofje in wat nu de Knipe heet) tot aan de Tjonger.17

3 Een verslag van archeoloog Herre Halbersma
Dit boek gaat over bodemonderzoek bij de restauratie van de kerk in 1978 “wijst op een bouwdatum van rond 1525.”18

Halbertsma schrijft “Het torenloze zaalkerkje met 5-zijdig gesloten koor is opgetrokken uit rode “rooswinkels”, een baksteensoort in Friesland karakteristiek voor de eerste helft van de 16de eeuw, maar die al tegen het einde van de 15de eeuw de forsere kloostermoppen begon te verdringen. De laatgotische bouwtrant van het kerkje wijst op een bouwdatum van rond 1525.Ten noordwesten van het kerkje, naast het in oorsprong ovale kerkhof, staat een houten dubbele klokkenstoel.”

4 Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst
Een korte paragraaf over de kerk van Katlijk vonden we in de Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, deel IX De provincie Friesland19
”De thans NED. HERV. KERK, XV1a is “gebouwd van roode baksteen, bestaat uit een schip en een 5/8-gesloten koor. Aan de westzijde een puntgevel (±1600?) met een kleine trap en een fries met baksteenvlechtingen te halverhoogte in de top. Korfbogige vensters, in sommige waarvan een gemetselde middenpost. Zware
steunberen. Aan de zuidzijde een ingang: aan de noordzijde een dubbele overhuifde klokkenstoel. Inwendig: houten tongewelf met trekbalken op geprofileerde kraagstukken (XVId?)”.

Maar we hebben nog steeds te weinig archiefmateriaal voor Katlijk in de 16e eeuw.

Tot zover deze oriëntatiefase.

Wij gingen verder zoeken en doken de oudste archieven in.

Dat bracht ons naar:

 

10) Gerard Thijssen is oud-voorzitter Plaatselijk Belang Katlijk (en medeschrijver van Katlijk door de eeuwen heen)

11) Ook Gooitzen Bosma en Ido Boltendal hebben vanaf het begin meegewerkt aan het onderzoek.

Katlijk kerkdorp: veel boeken!

12) Twee bronnen geven (nu nog) ten onrechte aan dat het bouwjaar ongeveer 1550 is. Op de website katlijk.nl en in het boek Katlijk door de eeuwen heen staat dat jaartal in de hoofdstukken over Kerkelijk en sociaal leven en De geschiedenis van de kerk, maar ook op het informatiebord voor de kerk ziet men 1550 als bouwjaar. Dat berust op een inschattingsfout, zegt de schrijver van die
teksten.

het boek: Katlijk door de eeuwen heen

13) Zeist: Rijksdienst voor de Monumenten-zorg / Zwolle: Waanders

14) Maar soms spreekt dit boek zichzelf tegen als het gaat om het bouwjaar van de kerk. Is het nou 1550 of 1525? Beide jaren worden in het boek genoemd. Het jaar 1550 klopt niet, maar staat er wel in. Het is (±) 1525.
Advies 1: plaats een nieuw bord op het kerkeplein met het juiste jaartal.
Advies 2: pas tekst boek op internet aan.

15) Ook in andere hoofdstukken is er aandacht voor de beginjaren van de kerk.

16) Corpus Roemeling, bij Brongergea

17) Bij de pastoriegoederen van Katlijk in 1580 staat: “Allereerst de pastorie, met een breedte van vierentwintig roeden, inclusief huis en schuur, en verdere aangrenzende gebouwen, zich uitstrekkend van Heerenveen tot aan De Kuijnder”.

18) “De laat-gotische bouwtrant van het kerkje wijst op een bouwdatum van rond 1525.” Kerkje Katlijk, bodemonderzoek 1978, Bulletin KNOB, 1978. Herre Halbertsma, Friese archeoloog, 1920-1998.

19) (Den Haag 1930), p. 292.

 

De verdiepingsfase, de oudste schriftelijke bronnen

Hieronder bespreken wij deze oudste bronnen en schetsen we daarbij de eerste jaren van Katlijk als kerkdorp, tot 1580. Fascinerende werelden gaan zo voor liefhebbers van oude geschiedenis open!

Vier toonaangevende oudheidkundigen gidsten ons in de herfst van 2023 door de archieven van Katlijk in de 16e eeuw. Deze specialisten in de Friese oudheid zijn als geen ander in staat de oudste bronnen aan te wijzen, te beoordelen, te vertalen in modern Nederlands en ze in een historische context te plaatsen.

De vragen betroffen onder andere bronnen met betrekking tot de datering van de bouw van de stenen kerk.

Meindert Schroor, hoofdredacteur Nieuwe Encyclopedie van Fryslân.
Meindert schrijft over de herkomst van de datering van de kerk. “Die is waarschijnlijk afkomstig uit de Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, deel IX De provincie Friesland (Den Haag 1930), p. 292.
Daar wordt als bouwjaar aangegeven XVIa (dat betekent: het eerste kwart van de 16e eeuw, vandaar denk ik het jaartal 1525 als laatste jaar van deze periode)”20.


Oebele Vries, wetenschappelijk medewerker/universitair docent voor Oudfries RUG/ Fryske Akademy. En schrijver van Ferdban, Oudfriese oorkonden en hun verhaal, 2021.

Hij schrijft: “Kent u het Corpus Roemeling met de namen van geestelijken tot 1580?” En: “In de Oudfriese oorkonden kom ik Ketlik maar één keer tegen. In een oorkonde uit 1523, waarin het gaat over de verkoop van land te Brongerga, worden twee getuigen genoemd, één uit Ketlik en één uit Mildam.” 2

Met Oebele Vries is ook gemaild over andere interessante zaken, zoals de rol van een schoolmeester in Katlijk in de 16e eeuw.


Hans Mol, Emeritus hoogleraar Geschiedenis van Friesland in de Middeleeuwen, auteur van de Friese huizen van de Duitse Orde.

Hij schrijft: “De beschikbare informatie over de kerk van Katlijk is wel bij Roemeling te vinden. Hij meldt daarbij ook dat de kerk als instituut natuurlijk 9 ouder was. Een verlaten kerkplaats bevindt en bevond zich een kilometer naar het zuiden, dichter bij de Tjonger. Ik schat dat de parochie Katlijk uit het begin van de dertiende eeuw stamt, als afsplitsing van Oudeschoot”.

Verder zegt hij dat een houtmeting (dendrochronologie) wat meer precisie kan geven.


Renger de Bruin, bijzonder hoogleraar cultuurgeschiedenis, Universiteit Utrecht, Geschiedenis van de Ridderlijke Duitsche Orde Balije van Utrecht.

Hij schrijft: “Ik heb e.e.a. nagekeken en nagevraagd. Het kerkje van Katlijk had geen relatie met de de Duitse Orde.”

Verder wijst hij ook op de site Corpus Roemeling.

 

 

Boeken Nieuwe Encyclopedie van Fryslân (foto Wendy Kennedy)

20) Meindert helpt ook bij een onderzoek naar een riddergevecht te Katlijk in 1673, aflevering 4 in de Raaptepper.

Het boek: Ferdban

Het boek: De Duitse orde

Renger de Bruin, lezing over de Duitse Orde

 

Kerkje Katlijk op een kaart van 1545

Als eerste bron presenteren wij een kaart van 1545, van de beroemde cartograaf Jacob van Deventer. Deze toont duidelijk een kerk zonder toren in het dorp catlyck. De kaart moet gebaseerd zijn op topografische gegevens die een stuk ouder zijn. Deze uitsnede vonden we in 2 boeken, Katlijk door de eeuwen heen en Tusken wâld en wetter, over de historie van Mildam en Brongergea, p. 63.

 

 

1545 deel klein
Als je goed kijkt zie je in Katlijk (catlyck) een kerk zonder toren tussen de kerken van Brongergae en Nyehoorn. Milendam had nog geen kerk op deze kaart, Brongergea duidelijk wel.

 



Uitsnede kaart
van 1545 van Jacob van
Deventer.
Eesger Toering en Gooitzen Bosma hebben
allebei gewezen op het bestaan en het belang
van de kaart van 1545.


Het Corpus Roemeling

De experts hierboven zijn het met elkaar eens. Dit Corpus is de beste bron voor archiefonderzoek naar Katlijk in de 16e eeuw.

De website van het Corpus bevat de informatie die “de in 2017 overleden historicus en genealoog Otto Roemeling gedurende tientallen jaren van archiefonderzoek bij elkaar gebracht heeft over de heiligen en geestelijken van alle kerken in Friesland, Groningen en Drenthe vanaf hun stichting tot kort na de Reformatie. Hieronder zie je de kaart van Friesland in de 16e eeuw, met alle kerken.” 21

Het Corpus Roemeling is gratis beschikbaar als fantastische app en ook als een fijne internet site met alle kerken in Friesland tot 160022. Deze “bron der bronnen,” is het levenswerk geweest van een bijzondere Fries.

Bij elk kruisje op kaart hieronder is er een parochie (meestal met bijbehorende kerk).

Corpus Roemeling

 

21) Fryske Akademy, 2023

22) Het Corpus Roemeling is een dataset van heiligen en geestelijken in de provincie Fryslân van voor 1600. Een website biedt een interactief gegevensbestand.

 

Katlijk in het Corpus Roemeling

Otto Roemeling heeft Katlijk niet over het hoofd gezien. Hij vermeldt voor Katlijk maar liefst 17 bronnen uit de oude archieven, voor de periode tussen 1518 en 158023. Bijna al deze 17 documenten heb ik (JM) gevonden in diverse archieven.

Een aantal daarvan bespreken wij hieronder.

Corpus Roemeling2

 

23) Wij hebben bijna alle 17 bronnen voor Katlijk van het Corpus Roemeling kunnen traceren en
denken zo ondermeer een redelijk goede onderbouwing te hebben voor de geschiedenis van het huidige stenen kerkje in de periode 1518-1580.

24) Op pagina 233 in dat boek vond ik een passage over het bouwjaar van de kerk. Met deskundige uitleg van Meindert Schroor leerde ik dat dit in het eerste kwart van van de 16e eeuw moet zijn geweest.

Klik op de afbeelding hieronder voor vergroting !

Corpus Roemeling, detailinfo Katlijk


Tip voor de lezer: ga voordat je verder leest eerst online, naar het Corpus Roemeling. Klik op de kaart op Katlijk (wel flink uitvergroten om Katlijk zichtbaar te maken). Dan zie je de pagina met jaartallen hieronder. Als je vervolgens online op een pijltje op de kaart klikt zie je de betreffende bronnen. Allemaal met een afkorting. Onder het eerste pijltje staat bijvoorbeeld de afkorting MF, 233. Wat is dat? Bij bronnen op de site en in de app zie je dat MF de  afkorting is van Monumenten (in Nederland) Fryslân.24

Opvallend is wel dat er in het Corpus geen bronnen te vinden zijn voor de Duitse Orde in Katlijk, iets wat wij als werkgroep wel hadden verwacht. Ook in het Archief van de Ridderlijke Duitse Orde Balije van Utrecht kon Renger de Bruin geen archiefstukken met betrekking tot Katlijk vinden. Bij andere kerken vermeldt Roemeling vaak wel de Orde. Vraag blijft dus, onder welke moederkerk of klooster viel de kerk en de kapel van Katlijk?

Heel mooi en voor ons onderzoek bijzonder handig dat het Corpus Roemeling ook als pdf bestand te downloaden is.

Zoals gezegd hebben wij 16 van de 17 bronnen voor Katlijk op de screenshot hier rechtsboven in de archieven gevonden en bekeken25.Zij dateren van tussen 1518 en 1580.

We hebben de voor dit verslag meest relevante documenten geselecteerd en beschrijven ze hieronder in het kort. In de verdiepingsfase komen 3 van de archieven uitvoeriger aan de orde.

1) Archief Hof van Friesland, sententieboeken.
In twee afzonderlijke documenten26 lezen wij over Tiaerdt Hiddes, die zo’n 20 jaar pastoor in Katlijk was. Dat was in de periode 1518 – 1538. De eerste 6 jaar was hij pastoor in de oude kapel (1518-1525), om daarna 16 jaar dezelfde functie te vervullen in de nieuwe stenen kerk `zo’n 600 meter meer naar het noorden. In de hier op volgende ‘presentatiefase’ gaan we wat dieper in op de periode van pastoor Tiaerdt Hiddes.

2) Rekeningen Hollandse Rekenkamer27.
“Jelle Ayckesz. onlangs priester geworden, ontvangt 13 juli 1550 het placet op de benoeming als vicarius alhier.” RR nr. 49, 17. “Lolle Jouckez. resigneerde als vicarius op 15 juni 1550 wegens benoeming tot pastoor te Haskerhorne.” RR nr. 49, 15

3) Archief Dekama-, Cuyck- en Foeytsveencompagnie.
Hier gaat het om een contract voor de verkoop van turfrechten door Katlijkers aan de heren van het veen. De namen van de verkopers en de kopers worden vermeld. Hieronder behandelen en bespreken wij dit document.

4) Inventaris der geestelijke goederen in Schoterland
Opgemaakt door de grietman in 1580, p.189.

5) De bron ‘St. Jan 1168”
Dit wordt tussen 1571 en 1580 door Roemeling hierboven 6 keer genoemd, in het archief van de Kapittel van Sint Jan te Utrecht: Rekeningen van de inkomsten…uit de instituties van beneficiën, 1570-1577.
Het gaat voornamelijk om benoemingen van een aantal vicarussen.

 


25) Geraadpleegde archieven:
Historisch Centrum Leeuwarden (voorheen Gemeentearchief).
Archief familie Van Burmania.
Tresoar Leeuwarden (waarin voormalig Rijksarchief Friesland), waarin:
Archief Dekama-, Cuyck- en Foeytsveencompagnie (DCF).
Archief van het Hof van Friesland.
Rekeningen Hollandse Rekenkamer (RR): A.L. Heerma van Voss, Rekeningen en andere
stukken, betreffende Friesland, afkomstig uit de Hollandsche Rekenkamer (1515-1575) (’s-
Gravenhage 1949).
Utrecht: Archief van de Ridderlijke Duitsche Orde, balije van Utrecht, (ARDOU).
Het Utrechts Archief (HUA) (waarin voormalig Rijksarchief Utrecht en Gemeentearchief Utrecht)
Archief van het kapittel van Sint Jan

26)
Document 1: HOF NR. 93, 13V.6 en 'Register van recessen, gegeven op vorbescheyde van partijen' 1525-1528’ Register, waarin hoofdzakelijk aantekening van de griffier van, bij het Hof, behandelde zaken, betreffende de contentieuse en vrijwillige rechtspraak, en betreffende zaken van politieke of
administratieve aard; met vóórin een opgave van de pastoors en prebendarissen, die ‘praesentatie' aan het Hof verzocht hebben, 9 mei-16 juni 1525.
Document 2 Hof nr. 16481, 17. archief Hof van Friesland

27) A.L. Heerma van Voss, Rekeningen en andere stukken, betreffende Friesland, afkomstig uit de Hollandsche Rekenkamer (1515-1575) (’s-Gravenhage 1949). 29 Op 27 mei 1525 geeft Tiaerdt aan in Katlijk dan 6 jaren pastoor te zijn. Hof nr. 16481, 17. archief Hof van Friesland Locatie: Tresoar.
Roemeling schrijft “Hij is hier nog pastoor op 4 juni 1538”.
31 HOF NR. 93, 13v.6

 

De presentatiefase

In deze laatste fase beschrijven wij drie belangrijke mijlpalen in de geschiedenis van Katlijk in de 16e eeuw. Voor elke mijlpaal vertellen we bijbehorende verhalen uit de archieven van de kerk in Katlijk in de 16e eeuw.

Eerste mijlpaal: 1525, Katlijk krijgt een kerk

Katlijk krijgt een kerk en wordt daarmee een dorp. 1518-1538, Tiaerdt Hiddes, eerste dorpspastoor van de nieuwe stenen kerk.

In het jaar 1518 was Tyaerdt/Titardus Hiddonis (wij noemen hem verder Tiaerdt Hiddes), de pastoor van een houten kapel in Katlijk, waarschijnlijk ergens aan wat nu de Breedsingel is. Zijn kapel bediende vooral Groot Katlijk, nu de W.A. Nijenhuisweg. Die houten kapel stond daar al bijna 300 jaar en had in die periode veel zielzorgers zien komen en gaan. Heer Tiaerdt was pastoor te Katlijk in de periode tussen 1518 en 1538, in totaal ± 20 jaar. Eerst, tot ±1525 in de houten kapel en vervolgens (vanaf ±1525)28, in de nieuwe stenen kerk meer naar het noorden. Het adres van die kerk is nu Kerkelaan 20. Een pastoor heeft meestal een pastorie , een ambtswoning. Waar stond de pastorie van Heer Tiaerdt? Ook aan de Kerkelaan? Tiaerdt zal ongetwijfeld een belangrijke rol hebben gespeeld bij de bouw van die nieuwe kerk. De pastoor was sowieso de voornaamste persoon in Katlijk, eerst al in het gehucht en later ook in het dorp.

Naast pastoor was Tiaerdt ook boer. Waarschijnlijk lagen zijn hoeve en zijn landerijen op dezelfde kerkkavel waar ook zijn pastorie en zijn oude kapel met kerkhof op stond. Een dorpspastoor had allerlei sociale taken, waaronder
schoolmeester, dorpsrechter en kerkvoogd van armen en wezen.

We staan hier even stil bij zijn taak als kerkvoogd. Het geval van een weeskind Wyngere komen wij tegen in dit document, in de civiele detentieboeken in het archief van het Hof van Friesland.

Deze tekst is in het Nederlands, niet in het Latijn of Oudfries geschreven. Het handschrift in documenten uit die tijd is behoorlijk lastig om te ontcijferen. Daarvoor heb je een mediëvist29 nodig. Gelukkig konden wij een beroep doen op zo’n specialist.

Oudheidkundige Oebele Vries is zo vriendelijk geweest dit voor ons te transcriberen:30
“Jnder saicken hangende voer den houe van vrieslandt tusschen fedde hans zoen heer tiaerdt pastoir te catlick ende kerste thys zoen als voirmonden ende curatores van wyngere foppes dairvoir oick cauerende de rato reducenten van zekere baere gemaect by sybe thys zoen ende kerste piers zoen als soensluyden ende heer meyno pastoir opter haule als ouerman jn date den xij may anno xvc xxxv ter eenre tegens ydts tiebbes ende marten apkes
van wegen douwe zyn zoen reducten ter andere zyden de voirscreuen reducenten contenderende dat by sententie vanden houe de voorscreuen bare verclaert soude worden null machtloes ende van onwaerden oft ten minsten als
inique gereschindeert Ende dat doende tgene des de voirscreuen baersluyden ende ouerman behoirt hadden gedaen te hebben de reducten gecondempneert ende bedwongen…”

Mooi, maar ook deze transcriptie31 is moeilijk te begrijpen. Is er sprake van een heer Tiaerdt, pastoor te Katlijk en heer Menno pastoor te Haule? Is Wyngere Foppes het kind waar de zaak om gaat?

Gelukkkig heeft Oebele Vries32 deze tekst voor ons samengevat:
“De tekst vertelt ons het volgende over heer Tiaerdt, pastoor van Katlijk (Catlick). Hij was een van de drie voogden van een kind. Deze voogden hebben geprocedeerd voor het Hof van Friesland over een scheidsrechterlijke uitspraak, gedaan op 12 mei 1535 door een drietal arbiters. Het Hof verklaart in zijn sententie (uitspraak, JM) deze (kennelijk op 4 juni 1538 uitgesproken) scheidsrechterlijke uitspraak van onwaarde.”

Dit is een interessant verhaal. Het geeft een tijdsbeeld van Katlijk in een periode 14 jaar voordat het turfdorp Katlijk werd in 1552 en ruim 40 jaar voor de reformatie in Friesland, in 1580.

Voor meer informatie zie Bijlage 1.

En nu naar het jaar 1552, 14 jaar later.

 

 

28) HOF NR. 93, 13v.6

Klik op de afbeelding hieronder voor vergroting !
Uitspraak Hof van Friesland in de civiele zaak betreffende een voogdijkwesie
Uitspraak Hof van Friesland in de civiele zaak betreffende een voogdijkwesie

29) mediëvist: deskundige op het gebied van de middeleeuwen


30) Transcriptie door Oebele Vries, 6 november 2023.


31) Transcriptie: Een transcriptie maken is een handschrift omzetten in modern schrift


32) Samenvatting van Oebele Vries, 6 november 2023

 

Tweede mijlpaal: 1552, Katlijk wordt turfdorp

Hoe Katlijk een turfdorp werd: verkoop turfrechten aan de Veencompanie33  Turf was goud. Turf was werk, voor mensen uit Friesland, Drenthe, Groningen en elders die dat hard nodig hadden.

Deze mijlpaal is voor de toenmalige dorpseconomie en de eeuwenoude leefpatronen van alle plaatsen in het zuidoosten van Friesland, van grote betekenis geweest.

Het jaar 1552 is zeker een historische mijlpaal, omdat in augustus van dat jaar de net opgerichte ‘Veencompagnie’, overal in de omgeving, ook in Katlijk, turfrechten heeft opgekocht. De plaats Heerenveen bestond toen nog nauwelijks, maar dat zou snel veranderen. Mildam was in dat jaar nog een gehucht onder het oude dorp Brongergea. Door de turfwinning en het kapitaal van de Veencompagnie zou alles in Zuidoost Friesland drastisch veranderen. Het landschap, de dorpen, de nieuwe vaarten, de wijken, de sociale samenstelling van de dorpen, de ‘gastarbeiders’ uit andere delen van Friesland en elders, hebben de regio op z’n kop gezet, ook in Groot Katlijk en Klein Katlijk. 27 jaar eerder had de nieuwe stenen kerk die precies tussen die gehuchten kwam te staan ook al voor enorm veel impact gezorgd.

De veenontginning van de Veencompagnie zou meer dan 100 jaar bepalend zijn voor het leven in Katlijk, en ook voor bijna alle dorpen aan de Tjonger ten oosten en westen van Katlijk.

De notabelen van Katlijk in 1552, de pastoor, de vicarus en de 3 kerkvoogden, waren de aanzienlijke boeren van het dorp. Zij hebben namens het dorp hun handtekening onder het contract gezet. Pieter van Dekema heeft namens de Veencompagnie getekend. Koopman van Dekema was een "kapitalist avant la lettre", gericht op winst en het vergroten van zijn kapitaal door middel van handel.

De 6 namen in het originele koopcontract heeft Eesger Toering gevonden. Vervolgens heeft hij ze ingevoerd in de Katlijk database van GeoArchief.

1552 08 21 screendump GeoArchief koopakte handtekeningen
Transcriptie van deze oorspronkelijke tekst:

21 aug.1552; Henrick Smeynck, pastoor in Katteliek en Jelle Aeyckez, vicaris aldaar, Saeke Sijbrantsz, Eelcke Hansz en Tiedger Rieuwertsz, kerkvoogden van Kattelieck voor hun als volmagten van de genoemde gemeente verkopen aan de heer Pieter van Dekema als de turf die hij zal mogen doen graven uit of van 6 roeden veens of lands, zo dezelve in Kattelieck in de opperburen gelegen zijn; Saeke Sijbrantsz aan de oostegge en heer Pieter voors. Aan de westegge, beginnende 30 roeden boven de nieuwe Leidijk enzovoorts strekkende noordwaarts tot in de veenschiding, - nog 11 roeden veens of lands, zo als die in Kattelieck gelegen zijn; heer Pieter voors. Aan beide zijden, beginnende en strekkende als de voorgaande 6 roeden, - nog 24 roeden veens of lands gelegen in Kattelieck, heer Pieter voors. Aan de west-egge en Eelcke Gerbis erven aan de oostzijde; beginnende 30 roeden boven de nieuwe Leidijk enzovoorts noordwaarts tot in de veenscheiding toe; - nog de turf of klyn van 6 roeden ook in Kattelieck gelegen, heer Pieter voors. Aan beide zijden, strekkende van de nieuwe Leidijk noortwaarts tot in de veenscheiding, welke voors. Delfte of grifte 1, 2, 3 jaren en zo lang zal duren dat alle turf of klyn gelegen op vorengemelde 50 roeden lands geheel en al vergraven zullen zijn en langer niet, waarvoor heer Pieter van Dekema vij anticipatie zal betalen 325 goudgulden en daarenboven een nieuwe kaas tot een geschenk, zonder enig recht op eigendom op de grond te mogen pretenderen. Origineel met opgedrukt zegel; achterop nr. 133.” 34

 

Klik op de afbeelding hieronder voor vergroting !
Dit is de koopbrief van de turfrechten van diverse percelen turf in Katlijk aan de Veencompagnie. Tresoar, Toegang 103, Inventarisnr 47. Foto Jan Mulder, november 2023.
Dit is de koopbrief van de turfrechten van diverse percelen turf in Katlijk aan de Veencompagnie.
Tresoar, Toegang 103, Inventarisnr 47. Foto Jan Mulder, november 2023.

33) Archief Dekama-, Cuyck- en Foeytsveencompagnie. Contract voor de verkoop van veen door Katlijkers aan de heren van het veen.

34) Met dank aan Tresoar. Die heeft gezorgd voor deze transcriptie.

 

Tenslotte: de derde mijlpaal, het jaar 1580

De pastoriegoederen van Katlijk worden in 1580 in kaart gebracht.

Deze laatste mijlpaal vond plaats in 1580. Toen is al het bezit van de katholieke kerk in Friesland overgedragen aan de protestantse overheid. Dit was denk ik de meest ingrijpende gebeurtenis in de geschiedenis van Friesland tijdens de 16e eeuw, ook die van het dorp Katlijk. Na bijna 6 eeuwen moesten de katholieken alle bezit afstaan aan de protestanten. De pastoors en vicarissen moesten bijna direct vertrekken, of anders zich tot het protestantisme bekeren. De katholieke parochies werden protestantse gemeenten van de hervormde kerk. Al snel kwamen er predikanten en dominees voor de katholieke geestelijken in de plaats. De protestanten maakten voortaan de dienst uit. Van het aloude bezit van de katholieke kerk zijn er vrij snel lijsten gemaakt van het bezit van de oude kerk35. Deze werden in een specificatie in een register opgeschreven.

In 1580 was een van de eerste zorgen van de Gedeputeerde Staten van Friesland het veiligs stellen van het bezit van de Katholieke kerk in Friesland, “dat nu niet meer de Heilige Memmetsjerke maar 'de ware gereformeerde' religie zou moeten dienen”. Op 27 februari van dat jaar kreeg Jacob Tjebbes, de grietman van Schoterland de opdracht om samen met zijn secretaris Hans Jellis van dorp tot dorp te reizen om de pastoors, kerkvoogden en dorpsrechters een opgave te vragen van al het geestelijk goed, roerend en onroerend, linnen, kostbaarheden, enzovoort. Op 6 maart van dat jaar begonnen zij hun tocht in Delfstrahuizen. Hans Jellis heeft daarbij alles opgetekend en beschreven, de uitgebreide inventaris is dus van zijn hand.

Ook van Katlijk heeft Hans Jellis alle ‘geestelijke’ goederen geïnventariseerd. Die lijsten zijn bewaard gebleven en vertellen veel over hoe het geestelijk grondgebied van Katlijk er in 1580 al eeuwenlang in lange kavels ingedeeld was.

Hieronder de originele tekst van de specificatie voor Katlijk in de 'Registers van geastlik besit yn Himmelumer Aldfurd en Noardwâlde, Skoatterlân en Eaststellingwerf’36.

Kattelijeck37
Specificatie van de pastorije gueden toe Kattelijeck
In den eersten de pastorije, briedt sijnde vierendetwintich roeden met huijs ende schuuere ende vordere ancleeff, streckende van tHeerenfeen doergaende in den Cuijnder, ten oesten An Dijercks huijsffr. ende ten westen Pieter Hans zoon ende Jan Broechters cs, metten incompsten totte selve pastorije behoerende, tsaemen geaestimeert in de jaerlijcxse rente ten somme van tsestich philips guldens.

De vicarije
In den eersten thien roeden landes met huijs ende schuure daerop staende, Gercke Hanckes ten westen ende Pieter Hans zoon ende Jan Broechters cs ten oesten naestgelandet sijnnen, streckende van de Heerenfeenen doergaende in den Cuijnder, met noch ijttelijcke andere jaerlijcxse incompsten, tsaemen sjaers getaxseert ten somme van viertich philips guldens, dwelcke bij een clerck sjaers gebruijckt ende opgeboerdt worden.

De patroens renten
In den eersten negen roeden holtlandes, waer van van de ses roeden Reijtge Geels cum socijs ten oesten ende ten westen naestgelandet sijn, streckende van tHeerenfeen in de maedtsloet, ende die drie Eijlle Eelckes cs ten oesten ende Reijtge Geels cs, ten westen naesten sijnnen, streckende als die ses voergaende roeden, doen sjaers thuer twee gouden guldens. Met noch twee dachmaeden hoeijlandes toe Delsterhuijsen opte uutterdijcken, doen sjaers thuer drie philips guldens mender vijff stuvers, ende voerts ijtelijcke penningen, die sjaers geimploijiert worden tot discipline van de joecht toe leeren ende onderholdinge van een schoelmeister, bedraegende ten somme van XV philips guldens.

Aldus bij Wlbe Goeijthiens zoon, Eelcke Deddes zoon ende Hancke Piers zoon angegeven, dwelcke mede verclaert hebben gheen gewielen van sijlver ofte gout in de kercke beholden thebben.

Deze opsomming van de bezittingen van de pastorie, de vicarie en de pachtinkomsten van de landerijen van de kerk vertelt veel over hoe het dorp Katlijk er in 1580 al eeuwen lang uitzag. Ook het gewijde goud en zilver van de kerk moest worden verantwoord. Alles is duidelijk in de inventaris aangegeven en door de 3 getuigen, Wlbe Goeijthiens zoon, Eelcke Deddes zoon ende Hancke Piers zoon aangegeven.

Hieronder bespreken wij deze tekst. De zes hoofdpunten in hedendaags Nederlands weergegeven, met bij elk punt een toelichting. Daarna gebruiken wij 3 kaarten om de verkaveling van de landerijen van Katlijk te verduidelijken.

Zes hoofdpunten uit de specificatie voor Katlijk.

1) De pastorie
Allereerst de pastorie, met een breedte van vierentwintig roeden, inclusief huis en schuur, en verdere aangrenzende gebouwen, zich uitstrekkend van Heerenveen (nu De Knipe, JM) tot aan De Kuijnder/Tjonger, met aan de oostzijde het huis van Dijercks huisvrouw en aan de westzijde Pieter Hans zoon en Jan Broechters cs, inclusief de inkomsten die bij de pastorie horen, gezamenlijk geschat op een jaarlijkse rente van zestig gouden Philips-guldens.

Toelichting JM: hier gaat het om de kerkkavel tussen de Schoterlandse Compagnonsvaart en de Tjonger rivier, een afstand van zo’n 6 kilometer. Deze lange strook was 24 roeden, ongeveer 100 meter breed.

2) De vicarie
Ten eerste tien roeden land met daarop een huis en schuur, grenzend aan het land van Gercke Hanckes in het westen en Pieter Hans zoon en Jan Broechters cs in het oosten, zich uitstrekkend van de Heerenveen (nu De Knipe, JM) tot aan De Kuijnder/Tjonger), met nog enkele andere jaarlijkse inkomsten, tezamen jaarlijks getaxeerd op een bedrag van veertig gouden Philips-guldens, welke jaarlijks door een klerk worden gebruikt en geïnd.

Toelichting JM: hier gaat het om de vicariekavel tussen de Schoterlandse Compagnonsvaart en de Tjonger rivier, over een afstand van zo’n 6 kilometer. Deze lange strook was 10 roeden, zo’n 40 meter breed. Deze kavel liep parallel aan die van de pastoor.

3) De patronaatsinkomsten
Dat zijn de pachtinkomsten van de landerijen die aan de patroon (dat is de kerk en de kerkvoogdij; de patroonheilige werd namelijk als eigenaar van de kerk gezien). Ten eerste negen roeden houtland, waarvan zes roeden grenzen aan Reijtge Geels cs in het oosten en westen, zich uitstrekkend van Heerenveen tot aan de maedtsloet, en de drie roeden grenzen aan Eijlle Eelckes cs in het oosten en Reijtge Geels cs in het westen, vergelijkbaar met de zes voorgaande roeden, brengen jaarlijks twee gouden guldens op.

Toelichting (JM): de kerk bezat naast de 2 kerkkavelstroken (samen opgeteld de noord-zuid strook van 6 kilometer en een breedte van ±140 meter) ook nog flink wat houtland in Katlijk. Om uit te rekenen hoeveel houtland het betrof moet je eerst weten waar de Maedtsloet lag.

4) Hooiland bij Delsterhuijsen
Daarnaast zijn er nog twee dagmaten hooiland bij Delsterhuijsen op de uiterdijken, die jaarlijks drie Philips guldens, minus vijf stuivers, opbrengen, en diverse andere bedragen die jaarlijks worden gebruikt voor de discipline van de jeugd om te leren en voor de ondersteuning van een schoolmeester, met een totaalbedrag van vijftien Philips guldens.

Toelichting JM) : hier gaat het om hooiland dat een heel eind naar het westen aan de Tjonger lag, bij Delfstrahuizen. Elk jaar gingen Ketlikker boeren per boot daarnaartoe om hooi te maaien en in te laden.

5) Geld voor de school
Zie hierboven. Met de opbrengsten van dat hooiland werd het onderwijs in Katlijk betaald, ook de kosten van de schoolmeester. ”Een van de taken van de kerkvoogdij was ook om een schoolmeester te betalen die de jeugd (joecht) kon onderwijzen. De pastoor was natuurlijk de belangrijkste geestelijke in het dorp, de vicarius was zijn assistent in de zielzorg.” Hans Mol in een email van 11 november 2023.

6) Getuigen
Zo verklaard door Wlbe Goeijthiens zoon, Eelcke Deddes zoon en Hancke Piers zoon, die ook hebben verklaard geen gewijde voorwerpen van zilver of goud in de kerk te hebben bewaard.

De oorspronkelijke transcriptie van de specificatie staat in Bijlage 2.

 



35) Inventaris der geestelijke goederen in Schoterland, opgemaakt door de grietman in 1580, p189.


36) J.A. Mol (ed.), Registers van feasltik besit yn Himmelumer Aldfurd en Noardwâlde, Skoatterlân en Eaststellingwerf, 1578/1580, in: P.L.G. van der Meer, J.A. Mol en P. Nieuwland, Administrative en fiskale boarnen oangeande Fryslân yn de ier-moderne tiid (Ljouwert 1993) 9-34, aldaar 21.


37) Dennis Worst, Gilles de Langen en Theo Spek.


De kerkkavels van 1580 in kaart gebracht

De pastorie…
met een breedte van vierentwintig roeden, zich uitstrekkend van Heerenveen (nu De Knipe, JM) tot aan De Kuijnder, met aan de oostzijde het huis van Dijercks huisvrouw en aan de westzijde Pieter Hans zoon en Jan Broechters cs

De vicarie,
tien roeden land met daarop een huis en schuur, grenzend aan het land van Gercke Hanckes in het westen en Pieter Hans zoon en Jan Broechters cs in het oosten, zich uitstrekkend van de Heerenveen (nu De Knipe, JM) tot aan De Kuijnder.

 

Klik op de afbeeldingen hieronder voor vergroting!
Kaart 1: Deze kerkkavels van de pastorie en de vicarie op een hedendaagse

Op de kaart hierboven is gepoogd de informatie uit de specificatie op een Google kaart te plaatsen. De rode pijlen strekken zich uit van Heerenveen (nu De Knipe, JM) tot aan De Kuijnder. Uitgangspunten zijn de kerk, de Kerkelaan en de Breedsingel. De ligging van de kerkkavels in de specificatie van Katlijk hierboven maakte ons nieuwsgierig naar de geschiedenis van die langgerekte kavels die je nu nog in 2024 overal op het Friese platteland ziet. Hoe zijn die ontstaan? Wanneer? Waarom? Antwoorden vonden we in het werk van landschapsgeschiedenis deskundigen43.

 

Kaart 1 Deze kerkkavels van de pastorie en de vicarie op een hedendaagse

Kaart 2: Het gebied van Bornego, 1315.

Schoterland is duidelijk op deze kaart te zien, met de toemalige dorpen en buurtschappen. De 4 buurdorpen Katlijk, Brongergea, Nieuwehorne en Oudehorne waren er in 1315 al.

 

Kaart 2 Het gebied van Bornego, 1315. G de Lange, 1992
G. de Lange, 1992

Kaart 3  De eeuwenoude langgerekte Bornego kavels in het jaar 1315. Kaart 3: De eeuwenoude langgerekte Bornego kavels in het jaar 1315.

Kaart 4: Katlijk en Bornergea op de langgerekte kavels kerkkavels in het jaar 1315.

Op kaarten 3 en 4 met focus op Schoterland in 1315 hebben wij de kerken van Brongergea38 en Katlijk gemarkeerd en met een pijltje aangegeven. De overige kerken van Schoterland zijn met behulp van Roemeling39 gelokaliseerd.

Hier is duidelijk te zien dat deze 2 kerken toen al op zeer oude langgestrekte dorpskavels stonden. Het valt op dat het gebied van Katlijk 4 x zo breed is al het gebied van Brongergea, en ook een stuk langer. Katlijk had toen 2x zoveel land als Nieuwehorne, zo te zien. Dit was dus in 1315 al het geval, en nog steeds zo in 1580. Ook nu, in 2024 is het gebied van Katlijk nog altijd aanzienlijk groter dan dat van de buurdorpen.

Eerder in de middeleeuwen, nog voor 1315 is tijdens de kolonisatie van het gebied van Schoterland de zo karakteristieke opstrekkende verkaveling aangelegd.

De dorpen, parochies en hoeven in de veengebieden van Schoterland liggen in van een lang van te voren vastgesteld patroon in gebieden die tot dan nog niet ontgonnen waren. Op regelmatige afstanden werden hoeven gebouwd. De breedte van iedere ‘kolonistenhoeve’ bezat een vaste maat, in roeden uitgedrukt; de lengte kon per hoeve verschillen40.

 

Kaart 4 Katlijk en Bornergea op de langgerekte kavels kerkkavels in het jaar 1315.
JM, Getekend op de kaart van G. de Lange, 1992

38) Mildam hoorde toen bij Brongergea en stond er in 1315 nog lang niet op.

39) het Corpus Roemeling, 2023

40) Spahr, 1961.

 

Resultaten

In dit verslag staan we stil bij drie mijlpalen die bepalend zijn geweest voor de ontwikkeling van het dorp in de zestiende eeuw. Ook laten we zien hoe de middeleeuwse verkaveling van Katlijk een bepalende rol heeft gespeeld in de latere geschiedenis van het dorp.

  1. Het Thomaskerkje is inderdaad rond het jaar 1525 is gebouwd. Katlijk is daardoor van een dorp geworden. De kerk is gebouwd op een eeuwenoude (1325) pastoriekavel.
  2. De grootschalige industriele turfwinning in Katlijk is in 1552 begonnen. De percelen genoemd in het koopcontract kan men localiseren op de kaarten van de Langen voor 1315 en 2023.
  3. De geestelijke goederen (pastorie en vicarie) beschreven in de inventaris van 1580 kan men ook op die kaarten van de Langen voor 1315 terugvinden.

 

De historische bronnen uit de 16e eeuw zijn onderzocht in de archieven van Tresoar, het Historisch Centrum Leeuwarden en het Utrechts Archief. Daardoor weten wij nu meer over de kerkkavel van Katlijk, de grootscheepse turfwinning maar ook de namen van een aantal Katlijkers in de 16e eeuw.
Bovendien hebben wij in de archieven een aantal interessante gebeurtenissen en verhalen ontdekt.
Dit onderzoek leidt tot aanbevelingen voor nader onderzoek. Wij denken aan archief onderzoek in combinatie met archeologisch bodemonderzoek.

Archief onderzoek naar

  1. De kerkelijke relatie tussen Katlijk en Brongergea in de middeleeuwen.
  2. De relatie van Katlijk met De Duitse Orde.
  3. Het verloop van de turfwinning in de omgeving van Katlijk na 1552.
  4. Hoe het na 1580 verder is gegaan met de ‘geestelijke goeden’ van Katlijk.

 

Archeologisch bodemonderzoek naar

  1. De kerkkavel van Katlijk in 1580 en daarvoor.
  2. De locatie van
    1. De middeleeuwse kapel.
    2. De eerste middeleeuwse hoeven van Groot Katlijk en Klein Katlijk.
    3. De veenontginningen na 1552 in het gebied van Katlijk tussen de Schoterlandse Compagnonsvaart en de Tjonger.


Geraadpleegde literatuur

  • Andrea, A.J., 1880, Burgerlijke en kerkelijke indeling van Friesland tusschen het Flie en de Lauwers, van omstreeks de 8e eeuw tot 1580
  • Berns, J.L. et al, 1999, Archief Hof van Friesland, Inventaris 1516-1811,Hilversum
  • De Rijke, P.J., 200, Hoogtepunten van de Friese cartografie, Leeuwarden
  • Frieswijk, Johan en Schroor, Meidert, 200?, Geschiedenis van Zuidoost-Friesland, Drachten, z.j.
  • Karstkarel, Peter, 2007, Alle middeleeuwse kerken: Van Harlingen tot Wilhelmshaven. Leeuwarden/Groningen, Uitgeverij Noordboek
  • Halbersma, Herre, 1978, Kerkje Katlijk, bodemonderzoek, bulletin KNOB
  • Heerma van Voss, A.L., 1949, Rekeningen en andere stukken, betreffende Friesland, afkomstig uit de Hollandsche Rekenkamer (1515-1575), (s-Gravenhage 1949
  • Koksma, F.F., 1857, Beschrijving van Mildam en Brongerga, Leeuwarden
  • Langen, G.J. de, 1992, Middeleeuws Friesland. De economische ontwikkeling van het gewest Oostergo in de vroege en volle Middeleeuwen. Thesis, Rijksuniversiteit Groningen.
  • Langen, G.J. de, 2011, ‘De gang naar een ander landschap. De ontginningen van de (klei-op-)veengebieden in FryslaÌ,n gedurende de late ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen (van ca. 200 v. Chr. tot ca. 1200 n. Chr.)’ In: Gevormd en omgevormd landschap van Prehistorie tot Middeleeuwen.
  • Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst, deel IX De provincie Friesland, 1930
  • Mol, J.A., 1991, De Friese huizen van de Duitse Orde, Fryske Akademy, Leeuwarden
  • Mol, J.A., 1993, 'Registers van geastlik besit yn Himmelumer Aldfurd en Noardwâlde, Skoatterlân en Eaststellingwerf, 1578/1580, in: P.L.G. van der Meer
  • Mol, J.A. en P. Nieuwland, 1993, Administrative en fiskale boarnen oangeande Fryslân yn de iermoderne tiid, Ljouwert
  • Mol, J.A., De middeleeeuwse veenontginningen in Noordwest-Overijssel en Zuid-Friesland: datering en fasering, Hilversum, 2011
  • Plaatselijk Belang Katlijk, 2004, Katlijk door de eeuwen heen, Katlijk
  • Roemeling, Otto Derk Jan Roemeling, 2013 Heilgen en heren, dissertatie, Leeuwarden
  • Spahr van der Hoek J.J., Verdeling van het landschap; Boven-Boorngebied - Rapport betreffende het onderzoek van het LaÌ,nskip-genetysk WurkforbaÌ,n van de Fryske Akademy, Drachten 1961.1961
  • Stenvert, Ronald [et al.], 2000, Fryslân. Monumenten in Nederland, deel 6.46 2000
  • Stichting Meyledam, 2009, Tusken wâld en wetter, schetsen uit de historie van Mildam en Brongerga
  • Steensma, R. , jaar? De middeleeuwse dorpskerk van Katlijk, gebouw en gebruik
  • Stichting Alde Fryske Tsjerken, z.j.
  • Veenstra, G.J., 1931 Friesche Koerier van 6 oktober
  • Vries, Oebele, 2021, Ferdban, Oudfriese oorkonden en hun verhaal, Uitgerverij Noordboek, Gorredijk
  • Website Katlijk.nl, 2023, Historie, Meer informatie Thomaskerk, Niet op een terp maar op een vaste bult veen gebouwd, Omrop Fryslan met Simmmer yn Fryslan over Katlijk Katlijk door de eeuwen heen), z.j
  • Worst, Dennis, 2012 Agrarische veenontginningen in oostelijk Opsterland (900 - 1700 AD), Groningen


Bijlage 1: De zaak voor het Hof in de maand juni 1538

Het betreft twee dorpen in het zuiden van Friesland tegen het einde van de late middeleeuwen. Zij hadden al enkele jaren een geschil dat niet naar tevredenheid van het ene dorp (Katlijk?) was opgelost. Dat dorp is in hoger beroep gegaan bij het Hof van Friesland in Leeuwarden, dat het laatste woord had als men er lokaal niet uitkwam. De dorpsoudsten van Katlijk hebben beroep aangetekend tegen een eerdere scheidsrechterlijke uitspraak. De scheidsrechters waren waarschijnlijk uit onpartijdige dorpen. De namen van alle betrokkenen staan in de tekst. Het Hof doet een uitspraak en stelt Katlijk in het gelijk.

argyf âld Ketlik, december 2023
argyf âld Ketlik, december 2023

Ontwaart de lezer ook de 8 persoonsnamen in de oorspronkelijke tekst? Hoeveel Ketlikkers, hoeveel mensen uit Haule?

De pastoors van die dorpen, heer Tiaerdt van Katlijk en heer Menno van Haule, waren zo te zien al een aantal jaren aan het touwtrekken over dit geval..
Maar waar ging het om? Kinderen uit Haule en Katlijk die met elkaar op de vuist waren gegaan, of misschien iets heel anders, een weeskind.

Uitdaging voor de lezer: probeer een reconstructie van het onderliggende verhaal te maken.

Bijlage 2: Specificatie van de pastorije gueden toe Kattelijeck

Dezelfde teksten in de Nederlandse transcriptie van 1580.

“Specificatie van de pastorije gueden toe Kattelijeck.
In den eersten de pastorije, briedt sijnde vierendetwintich roeden met huijs ende schuuere ende vordere ancleeff, streckende van t Heerenfeen doergaende in den Cuijnder, ten oesten An Dijercks huijsffr. ende ten westen Pieter Hans zoon ende Jan Broechters cum socijs, metten incompsten totte selve pastorije behoerende, tsaemen geaestimeert in de jaerlijcxse rente ten somme van tsestich philips guldens.

De vicarije In den eersten thien roeden landes met huijs ende schuure daerop staende, Gercke Hanckes ten westen ende Pieter Hans zoon ende Jan Broechters cum socijs ten oesten naestgelandet sijnnen, streckende van de Heerenfeenen doergaende in den Cuijnder, met noch ijttelijcke andere jaerlijcxse incompsten, tsaemen sjaers getaxseert ten somme van viertich philips guldens, dwelcke bij een clerck sjaers gebruijckt ende opgeboerdt worden.

Des patroensrenten In den eersten negen roeden holtlandes, waer van van de ses roeden Reijtge Geels cum socijs ten oesten ende ten westen naestgelandet sijn, streckende van tHeerenfeen in de maedtsloet, ende die drie Eijlle Eelckes cum socijs ten oesten ende Reijtge Geels cum socijs ten westen naesten sijnnen, streckende als die ses voergaende roeden, doen sjaers thuer twee gouden guldens. Met noch twee dachmaeden hoeijlandes toe Delsterhuijsen opte uutterdijcken, doen sjaers thuer drie philips guldens mender vijff stuvers, ende voerts ijtelijcke penningen, die sjaers geimploijiert worden tot discipline van de joecht toe leeren ende onderholdinge van een schoelmeister, bedraegende ten somme van XV philips guldens. Aldus bij Wlbe Goeijthiens zoon, Eelcke Deddes zoon ende Hancke Piers zoon angegeven, dwelcke mede verclaert hebben gheen gewielen van sijlver ofte gout in de kercke beholden thebben.”

Bijlage 3: Een verhaal over iemand die alles van nabij meemaakte

 Van de vele uiteenlopende thema’s en periodes in de geschiedenis van Katlijk tussen 1518 en 1580 kan je een verhaal maken. Dit is zo’n verhaal.

Minne van de Ketlikker kerkhoeve, 1500-1586


Ketlikker Minne Hiddesz is heel oud geworden. 86 jaar was hij toen hij begraven werd op het protestantse kerkhof van de stenen kerk in Katlijk. Hij werd in Katlijk geboren in het jaar 1500. Pas twee weken na zijn geboorte kon hij worden gedoopt, want destijds werd dopen en trouwen nog niet gedaan in het kleine houten kapelletje in Katlijk. Er werd begraven op het kleine kerkhof achter het gebedshuis.

Voor dopen en trouwen moest je toen naar de grote kerk in Brongergea lopen, over een pad door de heide en het hoge veen. Door overstromingen was Katlijk soms dagenlang afgesneden van de buitenwereld. De vader van Minne, Eelcke, verdronk kort voor Minne’s geboorte, in een ondoordachte poging de Tjonger bij het gehucht van Mildam te doorwaden. Het lijk van Eelcke vonden de monniken een paar dagen later, onder de houten brug bij het klooster in Oudeschoot.

Minne was net 2 jaar, toen zijn moeder Montsa bij de geboorte van haar derde dochter Froukje in het kraambed aan de kraamvrouwenkoorts bezweek. Deze laatste Froukje zou net als Minne nog heel oud worden, 75. Nog net in de katholieke tijd is zij overleden. Vanaf haar 16de is zij non geweest, in het klooster van Oudeschoot. De eerste 2 Froukjes haalden allebei hun tweede verjaardag niet. Minne was nu wees en viel zoals gebruikelijk onder het toezicht van de kerkvoogdij.

Zijn hele leven heeft Minne op een hoeve gewoond en gewerkt, de hoeve van zijn oom en voogd, de pastoor Tiaerdt Hiddes. Heer Tiaerdt was heel lang, wel 20 jaar, de pastoor van Katlijk. Eerst bediende hij het oude, vervallen kapelletje. Later was hij de baas van een grote nieuwgebouwde stenen kerk van Katlijk, een stukje naar het noorden. De pastoor had graag een kerktoren op de kerk gewild, maar het fundament van versteend veen kon die niet dragen.

De hoeve waar Minne al zijn jaren doorbracht stond op de kavel van de pastorie, ten noorden van de kapel waar zijn oom de pastoor van was. Elk najaar moest Minne met andere dorpsgenoten naar de Tjonger lopen om te helpen met het uitladen van het hooi van Katlijk uit Delfstrahuizen. Zelf ging hij niet mee naar die hooilanden, zijn watervrees was te groot. Tot hij 80 werd ging Minne een paar keer per jaar over de kerkkavel, van de hoeve naar de Tjonger lopen, over het pastoriepad. Dan keek hij over het riviertje naar de streek waar geen Fries werd gesproken. Heel soms ging hij op dat zelfde pad de andere kant op, naar het noorden. Daar was het allemaal heide en veen, maar het pad was in de zomer goed te belopen.

Minne heeft niet veel van de wereld buiten Katlijk gezien. Maar hij heeft wel belangrijke historische gebeurtenissen aan den lijve meegemaakt. Die vonden plaats in de jaren 1525, 1552 en 1580.

Toen Minne 25 werd, was zijn oom en voogd Tiaerdt al 7 jaar pastoor geweest van het oud, vervallen kapelletje met kerkhofje in Katlijk. Nu, in mei 1525, kon Tiaerdt aantreden als pastoor van een splinternieuwe stenen kerk 650 meter naar het noorden. Daar zou Tiaerdt nog lang pastoor zijn. Voor Minne betekende dat in het dagelijks leven niet heel erg veel, want hij bleef op de boerderij wonen en werken. Maar, is hem verteld, hij woonde nu in een dorp, niet een gehucht. Minne had geen idee hoe zijn oom het voor elkaar had gekregen om die nieuwe kerk te laten bouwen. Wie had dat betaald?

Wat de nieuwe kerk in de praktijk van het dagelijks leven betekende kon hij niet vertellen, want zijn dagen bestonden daarna uit de werkzaamheden op de
pastoriehoeve van zijn oom, de pastoor. Ja, voor zijn kerkgang moest hij nu zo’n 300 meter naar het noorden lopen. Daarvoor moest dat naar het zuiden. De hoeve stond min of meer halverwege de kerk en de kapel.

Ja, en er was nog wat anders. Je kon in die nieuwe stenen kerk nu wel in Katlijk trouwen en dopen. Vrijgezel Minne kon dat echt niks schelen. Wel vervelend was dat het kerkhof bij de oude kapel in verval raakte. Daar lagen zijn moeder, vader en drie van zijn zusters begraven.

En daar kwam hij geregeld langs, op weg naar de madelanden bij de Tjonger.

Zijn leven ging zijn gangetje. Hij bleef vrijgezel. Hij hoefde niet zo nodig een vrouw en een gezin. Minne was graag op zichzelf. Het boerenleven beviel hem goed. Hij had altijd goed te drinken en te eten. En zijn oom en voogd, heer Tiaerdt zorgde voor de rest. Toen Minne 45 was is de pastoor aan de pest overleden. Van de nieuwe pastoor kon Minne op de pastoriehoeve aanblijven. Hij was onmisbaar.

Maar toen werd alles anders. Op de dag dat hij 52 werd is er een contract getekend door de heer Pieter van Dekema namens de 3 rijke en hoge heren van het Veen en de 5 notabelen van Katlijk, de pastoor Hendrick , de nieuwe vicarus Jelle en de drie kerkvoogden, Saeke, Eelcke en Tiedger. Turf was goud waard. Katlijk werd in een klap een turfdorp.

Minne verkeerde nu in een diepe crisis. Zijn rustig en geregeld leventje op de hoeve ging wel verder, maar er liepen nu heel vaak vreemde mensen voorbij, over het kerkepad. Mannen uit het noorden, van plaatsen als Legemeer en Teroele. Op zoek naar werk in het veen en als kanaalgravers in het noorden van de Ketlikker kerkkavel. Er ontstond een nederzetting bij wat ondertussen de Schoterlandse vaart werd genoemd.

Pastoor Hendrick zei dat Minne ook aan het uitgraven van de vaart kon werken. Naast de boerenarbeid ging Minne dus aan het werk als dagloner. Turfwinnen en kanaalgraven bracht extra geld in het laadje. Zo ging de buitenwereld een rol in zijn leven spelen.

In het jaar dat hij 80 werd woonde Minne nog steeds op de hoeve. Hij had overal last van, maar vooral van reuma en straatvrees. Lopen kon hij nog wel, soms langs het kapelletje op het dorpspad naar de Tjonger. Ja, de Tjonger. Daar kwam je niemand tegen. Het riviertje was gelukkig nog hetzelfde gebleven. Het oude kerkhofje was totaal verwilderd, maar Minne wist precies waar zijn ouders, zussen, broers en zijn oom waren begraven. Daar zou hij ook willen liggen. Maar dat mocht van die nieuwe kerk niet. Dat was niet langer gewijde grond. Daar rustte geen zegen meer op.
Zeiden die protestanten.

Minne kende bijna niemand meer in Katlijk. Al zijn leeftijdsgenoten waren overleden. Er waren nu 3 plaatsen met de naam Katlijk. Zijn eigen Katlijk noemden ze nu Groot Katlijk. Er was ook al lang een Klein Katlijk, om de bocht voorbij de stenen kerk op het pad naar Brongergea, het pad waar Minne had gehoord dat er vroeger de wevers woonden. Groot Katlijkers en Klein Katlijkers gingen al generaties naar de stenen kerk in Katlijk. De Groot Katlijkers zaten vooraan. Maar Minne kwam niet meer in de kerk, want die is van de katholieken gestolen. Pastoor Taede is naar Groningen gevlucht. De vicarus, Wolter, bleef en is toen dominee geworden. De eerste dominee van de stenen kerk in Katlijk. Daar moest Minne helemaal niks van hebben. Hij begreep het gewoon niet.

Wat hij ook niet begreep was dat er nu ook een Nij Katlijk was, bij de Schoterlandse vaart. Die lag Naast Nij Brongergea. Achterneef Anske woonde in Nij Katlijk, waar bijna iedereen kerkte in Brongergea. Dat was veel dichterbij over het trekpad langs de vaart.

De kerkvoogdij van de nieuwe kerk pasten wel wat op Minne. Ja, het waren dezelfde mannen als die van de oude kerk. Hij kreeg dagelijks een pan met eten. Het water in de put was nu bijna ondrinkbaar, het stonk en zag er roestig uit.

Op 31 december 1586 zag dominee Wolter geen rookpluim uit de schoorsteen van zijn oudste behoeftige. Hij vond Minne op het erf. Zijn oude koe waakte over zijn lijk. Minne werd begraven op het kerkhof van de stenen kerk, zo’n 300 meter naar het noorden.

Een steen heeft hij nooit gehad.

Bijlage 4: Heeft Minne echt bestaan?

Er is veel gebeurd in Katlijk in de periode die wij voor dit verslag hebben onderzocht.
Om het geheel te kunnen overzien hebben wij “Minne” verzonnen, als een getuige van de grote gebeurtinissen die zich tijdens zijn leven afspeelden in Katlijk, tussen de jaren 1500 en 1586.

Minne is dus een fictief personage en heeft nooit werkelijk bestaan. Niettemin zijn de drie historische mijlpalen van Katlijk in de 16e eeuw gedocumenteerde feiten. En Minne had dus in het echt kunnen bestaan. Er had zeker een pastoriehoeve kunnen staan op de kerkkavel van Katlijk, op de driehoek waar de Breedsingel, de Kerkelaan en de Bisschoplaan samenkomen. Daar tussen het oude kapelletje van Katlijk en de nieuwe kerk.

Verzonnen:

  • Minne zelf
  • De kerkhoeve en de locatie daarvan, al is het zeer waarschijnlijk dat er toen een kerkhoeve was ergens op de kerkkavel van Katlijk en dat die niet al te ver van het houten kapelletje moet hebben gestaan.
  • Dat de Groot Katlijkers vooraan in de kerk zaten.
  • De eeuwenoude locatie van het houten kapelletje. Dat moet nog door verder onderzoek worden vastgesteld.

 

Niet verzonnen:

  • Het houten kapelletje. Dat heeft volgens diverse mensen bij de bocht op de Breedsingel gestaan.
  • De rol van de overstromingen in Katlijk.
  • De grote kerk in Brongergea, en de rol die het speelde in het leven van Katlijk voor 1525.
  • Een (nonnen) klooster in Oudeschoot.
  • De pastoor Tiaerdt Hiddes, die volgens de archieven pastoor van Katlijk was tussen 1518 of 1519 en 1538. Zijn naam is op verschillende manieren gespeld.
  • Deze Tiaerdt was pastoor in de periode dat de nieuwe stenen kerk werd gebouwd.
  • De lengte van de kerkkavel, van waar nu de Schoterlandse Compagnons vaart in de Knipe ligt tot aan de Tjonger.
  • De bouw van een stenen kerk op een fundament van versteende klei.
  • Het contract tussen DCH en de 5 notabelen in 1552, waardoor Katlijk een turfdorp werd.
  • De veenarbeiders en vaartgravers die ook in Katlijk werk vonden.
  • De rol van de kerkvoogdij voor en na 1580.
  • De meeste persoonsnamen in het verhaal.

 

 Reageer >>