info

Katlijk door de eeuwen heen - De geschiedenis

cafebrouwerIedere plaats kent haar ontstaansgeschiedenis. Dit geldt ook voor Katlijk. Dat de eerste bewoners op houtvlotten de Tjonger zijn komen afzakken en in de omgeving van wat wij nu Katlijk noemen zijn gaan wonen, zal niet algemeen bekend zijn. En dat er een veldslag met de Bisschop van Münster is uitgevochten zal ook niet iedereen weten. Hierop en op nog meer zaken gaan wij in dit hoofdstuk in.

De oudste geschiedenis

Van het ontstaan van Katlijk als dorp is niet zo heel veel bekend.
Waarschijnlijk is er pas in de middeleeuwen, omstreeks 1100 na Christus, sprake van enige bewoning geweest. Op zich is dit niet zo verwonderlijk, omdat het gebied, waarin Katlijk gelegen is, niet zo gemakkelijk te betreden was. Het was een gebied van water, bossen en heidevelden. Wel mag worden aangenomen dat vissers en jagers al eerder het gebied doorkruisten, maar daar geen vaste woonplaats hadden.

Een fragment van een kaart uit 1573 met daarop o.a. Catlijck

  Een fragment van een kaart uit 1573 met daarop o.a. Catlijck


De eerste bewoners zijn waarschijnlijk het riviertje de Tjonger af komen zakken. Zij vestigden zich in de nabijheid van de Tjonger en legden de eerste wegen aan of iets wat daarop moest lijken. Ook ontgonnen zij voor eigen gebruik de eerste stukken grond. Deze ontginners mogen we de eerste boeren noemen die in deze omgeving vertoefden. Hierbij moet worden aangetekend dat de loop van de rivier de Tjonger zich door de jaren heen nog al eens wijzigde, waardoor ook de bewoning van het gebied aan veranderingen onderhevig was.

Waren de eerste bewoners van dit gebied te vinden in de nabijheid van de Tjonger, later trokken ze naar de hoger gelegen gronden. Dit is dan met name het gebied tussen de huidige Breedsingel en de Bisschoplaan. In 1739 werd dit gebied nog het 'dorpsland' genoemd. Het was begrijpelijk dat men naar de hoger gelegen gronden trok, want wanneer er een straffe zuidwesten wind opstak kon het water wel eens flink omhoog gestuwd worden. De Tjonger was in die tijd nog niet gekanaliseerd en voor 1500 waren er ook nog geen dijken die het water konden keren. Dat ook na 1500 de waterbeheersing een belangrijke rol speelt blijkt wel uit het volgende stuk:

'Heden 25 juni 1609 wy gehmeene ingezetenen van ende compareerde gemerckende de overfloedige wateren en de schaeden aen de hoy-ende weydlanden int dorp, streckende van X aen 't Rippertswad ofte de Russchenmaden, acc: De dycken en de meenwarcken maken en van Jeip Piers streckende aen Rippertswad, zullen onderhouden worden By die van de Opper- ofte Boevenbuiren. Ieder zyn dyck zoo hoog En sterk als noodig om den regenwaeteren te stouwen daer vuyt het Kuynderdiept, ofte Tjonger aenvalt soe wel den meenwarcken als Andere dycken; controle van sterckte op de dyck door vier mannen Van het dorp, ofte commissaris vangerechte ev. Verzocht en straf Met boete. Wie nalatig is, de soemerdyck te laten maken op kosten van de onwilligen en tevens geacordert dat een of twee watermoelens gezet. zullen worden als noodig.'

In de omgeving van de Breedsingel moet ook de eerste kerk, dan wel kapel, van Katlijk zich hebben bevonden. De parochie Kathaleke wordt in 1315 reeds genoemd (Halbertsma 1962). In de geschiedschrijving van de gemeente Schoterwerf, later de gemeente Schoterland en nog weer later de gemeente Heerenveen, wordt Katlijk voor het eerst in 1308 en 1309 genoemd.

Overigens is het nog maar de vraag of de naam Katlijk van Kathaleke is afgeleid. Ook de namen Cathalec, Catlike en Cattelick komen voor. Op een kaart uit 1640 staat Ketlyck, maar elders weer Catlyc. In 1664 vinden we de naam Ketlyk en in 1752 weer Catlyck. Rond 1800 werd de naam Katlijk algemeen.
Het zou kunnen dat de naam Katlijk te maken heeft met het stichten van een katholieke parochie; een andere verklaring van de naam is dat het zou afgeleid zijn van 'leke'. Een leke was een waterlossing. De nabijheid van de Tjonger zou die verklaring daarbij kunnen ondersteunen.

Katlijk wordt altijd onderverdeeld in twee buurtschappen, te weten Groot Katlijk en Klein Katlijk. Groot Katlijk was het gebied van de omgeving van de huidige W.A. Nijenhuisweg en Klein Katlijk was de omgeving van de huidige Weversbuurt. Op oude kaarten is ook nog de naam van Nij Katlijk te vinden. Dit Nij Katlijk was een deel van Boven Knijpe, maar die naam verdween al weer snel.

Katlijker zandrapen en Katlijker houthakkers

We schreven al dat Katlijk een dorp van boeren was. Zij verbouwden zandrapen als voer voor hun vee en ook als voedsel voor zichzelf. Daarbij waren twee soorten rapen te onderscheiden. Voor het vee werden de zogenaamde blauwe rapen verbouwd. De kleinere gele rapen dienden als voedsel voor de mensen zelf.
Katlijk stond er om bekend dat de beste en lekkerste zandrapen hier vandaan kwamen. Tot ongeveer 1950 was het rapen van de gele knollen een jaarlijks terugkerende activiteit. Deze mensen werden 'raapteppers' genoemd. Nog steeds worden de Katlijkers als 'Raapteppers' aangeduid.

raaptepper
  De Raaptepper

In het archief van de vereniging voor Plaatselijk Belang Katlijk troffen wij een recept voor het bereiden van zandrapen aan. In dat recept wordt aangegeven hoe goed het wel niet is om zandrapen te eten.

'Ze bevatten koolhydraten, een beetje eiwitten, wat mineralen, behoorlijk wat vitamine C en totaal geen vet'.

Het recept luidt vervolgens:

Recept voor zandrapen
Neem een pond zandraapjes. Snij ze in kleine blokjes of smalle reepjes en kook ze ongeveer een half uur in water.
Maak een sausje van 2 dl melk en 4 eetlepels bloem, door anderhalf dl melk aan de kook te brengen waar al 2 eetlepels bloem doorgeroerd zijn.
Met de rest lauwe melk en de rest van de bloem tot pap geroerd, maakt men de saus dan dik. Flink roeren. Nootmuskaat toevoegen.
Je kunt in plaats van nootmuskaat ook mosterd nemen of geraspte kaas of peterselie of heel bijzonder, geraspte ui en laurier.

In 1981 werd er in Katlijk een standbeeld onthuld. Dit standbeeld 'De Raaptepper' houdt de herinnering aan de teelt van zandrapen en het oogsten daarvan levend. Dat de dorpskrant de naam 'De Raaptepper' heeft meegekregen is daarom ook niet zo verwonderlijk.

Naast het oogsten van zandrapen was er nog een bezigheid waar Katlijkers zich mee bezig hielden, namelijk het hakken van hout. Men trok daarvoor niet alleen de bossen in, maar ook ontfermde men zich over de houtsingels.
Het hakhout werd verkocht en o.a. gebruikt als stookhout voor de ovens van de bakkers in de omtrek en ook als rijshout. Dit rijshout werd gebruikt bij de landaanwinning langs de waddenkust in het Noordwesten van Friesland.
Voor het vervoer van het hout werd een zogenaamde 'mallejan' gebruikt. Er waren twee soorten van deze 'mallejan' in gebruik, namelijk een grote mallejan en een kleine mallejan. De grote mallejan werd vooral gebruikt voor de zware boomstammen en de kleine voor het lichtere hout.
Een dergelijke mallejan was een eenvoudige wagen, die bestond uit een stel grote houten wielen met een as, met daaraan een lange dissel, waaraan de stammen gebonden werden om vervolgens vervoerd te worden. Paarden trokken daarna de mallejan naar de verzamelplaats van het hout. Een dergelijke verzamelplaats van dit hout was te vinden aan het eind van de Kerkelaan, vlak bij de Jan Jonkmanweg. Nu bevindt zich op deze plek een parkeerplaats voor auto's van wandelaars.
Naast dit alles waren veel Katlijkers ook werkzaam in de ontginning van de veen- en zandgronden en het schillen van de stammen van eikenbomen. De werkzaamheden waren geen vetpot voor de Katlijkers. Op enkele wat rijkere boeren na leidden de meeste Katlijkers een armoedig bestaan.
Ook uit de volkstelling van 1830 bleek dat Katlijk een boerenstreek was. Er waren 37 bewoonde huizen. Hiervan waren 21 boerderijen en in 13 huizen woonden arbeiders. Daarnaast werd er nog een huis bewoond door een timmerman, een politieagent en een 'winkelierse'.

De spitketen

Tot in de dertiger jaren van de 20e eeuw woonde er een aantal Katlijkers in zogenaamde spitketen. Deze keten waren opgebouwd uit takken, boomstammen en heideplaggen. Deze spitketen stonden met name in de heidegebieden, die aan de Breedsingel, de Houtwallen en de Houtlaan lagen.

spitkeet
  Een spitkeet op de Katlijkerheide

Aardig zijn de aantekeningen die A.W. Jongsma in 1977 over dit gebied maakte:

Toen mijn ouders hier in 1920 kwamen wonen, had mijn vader een paar stukjes heide ontgonnen, waarop ze 2 of 3 koeien konden houden. En zo waren er nog een paar stukjes ontgonnen heide. Verder was alles heide, met ergens midden in een klein huisje of een plaggenhut. Hier woonden de turfmakers, zoals Jan Baas, de Lappen en de Bronnen.
Achter ons woonde Hendrik de Kroon. Deze was jager en leefde van wat de natuur opleverde. Hij had een goed bestaan en zag met lede ogen aan dat de heide verder werd ontgonnen.
Wat nu de Houtwallen heet, was vroeger een heidereed. Hieraan stonden verschillende hutten. Dergelijke hutten stonden ook aan de Schoterlandseweg, die toen nog Bûtendyk heette.
In één van die kleine huisjes woonde Hiltje Akke Willems. Haar huisje was zó klein en stond zó laag, dat je er over heen kon zien.
Op een dag kwam er een woonwagenjongen aan de deur die aardigheid aan dit kleine huisje had. Hij vroeg: 'Vrouw mag ik even op uw huisje?'
'Jazeker', zei Hiltje, die veronderstelde dat hij naar de w.c. wilde. Maar even later liep de jongen heen en weer over haar huisje.
Plus minus 1930 kwam hier Minister Kan, de vader van de latere cabaretier Wim Kan, en die heeft aan veel barre toestanden een einde gemaakt. Toen zijn namelijk de zogenaamde 'Kan-huisjes' gebouwd.
Aan de Houtwallen staan er drie, enkele aan de Schoterlandseweg en ook verschillende in Jubbega. De meeste huisjes zijn al weer vertimmerd of gemoderniseerd, maar voor die mensen was het een paleis. Sommigen zagen zelfs kans om er met 12 en 14 mensen in te wonen.

breedsingel
  Een hedendaagse woning aan de Breedsingel

Tot zover de heer Jongsma.

Gelukkig is hetgeen wat hij beschrijft verleden tijd en hebben de Katlijkers een beter leven gekregen. De spitketen zijn vervangen door goede en veelal luxe woningen. Als woonomgeving is Katlijk geliefd, dankzij de bosrijke, groene omgeving en... het opnieuw aanleggen van heidevelden.

In 1811 moesten de Katlijkers op last van Napoleon een achternaam aannemen. De toen aangenomen namen vinden we nog steeds terug onder de huidige bewoners. Het gaat daarbij om de familienamen Woudstra, Hoekstra, de Vries, Bosma, Bron, Lap, Jonker, Balstra en anderen.

Katlijk en de bisschoppen

We schreven al eerder dat de eerste geschiedschrijving van Katlijk terugvoert naar 1308 en 1309. In die jaren vond er een opmerkelijke gebeurtenis plaats. De inwoners van de toenmalige Grietenij Schoterwerf, waaronder ook de Katlijkers, ondernamen samen met andere bewoners uit Zuid Friesland een strooptocht naar Vollenhove. Daar werd het kasteel van Guido, bisschop van Utrecht, vernield en de stad geplunderd, waarbij verschillende priesters werden doodgeslagen. Als straf werden de boosdoeners in 1309 in de Bisschoppelijke ban gedaan. Hoewel beterschap werd beloofd was het 100 jaar later opnieuw mis en werd er in 1408 geweigerd een aanslag van 70 'oude schilden', een bedrag van, omgerekend, ongeveer 900 euro, aan de bisschop te betalen voor achterstallige pacht en boete. Het schijnt dat de inwoners van Katlijk en omgeving later gehoorzamer waren, want over boetes lezen we verder niets.

bisschoplaan
  De Bisschoplaan

Een bijzondere gebeurtenis in Katlijk speelde zich af in 1673 en al weer was het een bisschop, waarmee men het aan de stok kreeg. In dat jaar probeerde de bisschop van Münster, Bernhard van Galen, bijgenaamd Bommen-Berend, deze streken te veroveren. Hij opereerde vanuit de omgeving van Oldeberkoop. Bij Oudeschoot werden de Münstersen door geregelde troepen onder leiding van Hans Willem van Aylva teruggeslagen en bij Katlijk werden ze door boeren en arbeiders definitief verdreven.
De wapens, die de Katlijkers in de strijd wierpen, zullen wel hebben bestaan uit o.a. hooivorken en knuppels. Volgens overlevering zouden diezelfde Katlijkers een zeer bijzonder wapen in de strijd hebben geworpen, namelijk bijen. Tijdens de strijd zouden deze bijen zijn losgelaten en daarmee een bijdrage hebben geleverd aan de overwinning. Men moet nog eens zeggen dat de Katlijkers niet slim waren!

De Bisschoplaan ontleent zijn naam aan de strijd met de bisschoppelijke troepen, terwijl in Mildam nog steeds de Van Aylvalaan te vinden is. Aan de Schoterlandseweg 15 staat een boerderij die nog altijd de naam Hans Willem draagt.

Boeren in Katlijk

Zoals we reeds eerder schreven, zullen de eerste bewoners van de streek rond het huidige Katlijk zich, naast de jacht en de visvangst, vooral bezig hebben gehouden met enige vorm van landbouw en veeteelt. Heel veel weten we daar echter niet van, omdat er weinig over geschreven staat.
Vanaf ongeveer 1550 is er wat meer bekend over de boeren in Katlijk. Dit komt onder anderen omdat in die tijd de vervening van start ging. Over de vervening is veel meer geschreven.
In die tijd woonden de boeren vooral aan zandpaden, waar nu de Weversbuurt en de W.A. Nijenhuisweg te vinden zijn. De boeren die daar woonden hadden smalle stroken land, die in het zuiden tot aan de toenmalige Tjonger liepen. Aan de noordkant was dit anders. Het dorp De Knipe bestond nog niet en het eerste aangrenzende dorp aan de noordkant was dan ook Langezwaag.

Tussen Katlijk en Langezwaag lag een brede strook veen. Dit veen werd door de boeren ontgonnen en het zo aangewonnen land werd dan door de boeren in gebruik genomen voor hun bedrijf. Tussen de twee dorpen lag een denkbeeldige grens en deze werd de 'veenscheiding' genoemd.
Het vervenen gebeurde op kleine schaal tot het moment kwam dat in 1550 de 'Heeren' de veencompagnie oprichtten. De veengronden werden verkocht aan de Compagnie en het vervenen ging in hoger tempo. Door dit vervenen kwam er ook meer land beschikbaar voor de boeren.

In 1822-1823 heeft de eerste luitenant ingenieur W.U. Huhuenin onder anderen de toenmalige gemeenten Aengwirden en Schoterland in kaart gebracht. Op deze kaart is goed na te gaan hoe de grond gebruikt werd. De boeren hadden meestal 3 à 4 hectare grasland bij de boerderij, terwijl de rest werd gebruikt als bouwland.
De Tjonger had toen al zijn huidige loop. Tussen de 'oude' Tjonger en de huidige Tjonger lagen de hooilanden waar de boeren het voer voor de winter vandaan haalden. Ook zien we dat in die tijd er al een paar boerderijen stonden aan de Schoterlandseweg tussen de Bisschoplaan en Mildam.

In dezelfde tijd werd er ook begonnen met het ontginnen van de heidevelden bij Katlijk. Door de ontginning van heidevelden en het beter gebruik maken van de gronden was het mogelijk dat er boerderijen gebouwd werden aan de Schoterlandseweg. Na verloop van tijd hadden de boeren steeds meer grasland en verdween de akkerbouw naar de achtergrond.
De melk werd aanvankelijk door de boeren zelf verwerkt tot kaas en boter. Dit gebeurde in de zogenaamde karnkelders. Die karnkelders bevonden zich vaak onder het voorhuis van de boerderij. Aan de boerderijen is dit vaak nog wel te zien. Een mooi voorbeeld van een dergelijke karnkelder is van buitenaf te zien bij de boerderij 'Stercorando' aan de W.A. Nijenhuisweg 33.

stercorando
  De boerderij Stercorando aan de W.A. Nijenhuisweg


Op 5 september 1898 werd in Bontebok de zuivelfabriek 'De Gemeenschap' opgericht. Deze fabriek was een coöperatie en geleidelijk aan stopten de boeren met het zelf maken van kaas en boter. De zuivelfabriek nam deze productie over.

Tijdens, maar vooral ook na de Tweede Wereldoorlog, gingen er steeds meer boeren over om een deel van het grasland om te ploegen tot bouwland. Er was een enorme behoefte aan voedsel. De boeren werden zelfs verplicht om landbouwproducten te verbouwen. Een bepaald percentage van het aanwezige grasland moest worden omgeploegd. Deze maatregel werd de 'Scheuring' genoemd. Veel boeren verbouwden in die periode dan ook graan, aardappelen en zandrapen. Vooral de hogere zandgronden leenden zich goed voor deze vorm van landbouw.

Het boerenleven zag er na de oorlog dan ook geheel anders uit dan voor die tijd. Men moest niet alleen het vee verzorgen, maar ook op de bouwland werken. Dit betekende in het voorjaar ploegen en inzaaien, in de zomer wieden en in het najaar oogsten. Als dan in het najaar het koren van het land werd gehaald kwam Barteld de Vries langs met zijn dorsmachine. Wanneer deze dan met zijn dorsmachine op het erf van de boer verscheen was dit een hele gebeurtenis.
Er waren nogal wat mensen nodig om te helpen bij het dorsen.
Als het dorsen aan de kant was zal er hier en daar ook wel een maaltijd geserveerd zijn, waar ook een borrel bij te pas kwam. Al die drukte bracht veel gezelligheid op de boerderij en er zal dan ook wel menig boerenzoon zijn geweest die gedroomd heeft om 'terskemasjineman' te worden.
In de herfst was het de tijd om de aardappelen uit de grond te halen. De kinderen hadden dan meestal vrij van school om mee te helpen op de boerderij. De huidige herfstvakantie werd in die tijd de 'ierdappeldollersfakânsje' genoemd.

Na de oorlog was er nogal wat materieel van het bevrijdingsleger over. Zo kwam dan ook het idee van de 'melkjeep' tot stand. Dit was een Willy Jeep, die werd omgebouwd tot melkmachine. Het idee hierachter was dat deze melkmachine van boer naar boer kon gaan om zo de koeien te melken. Het plan is echter nooit goed van de grond gekomen, zodat de boeren nog steeds zelf met de hand moesten melken. Later konden de boeren over een eigen melkmachine beschikken, wat een verlichting betekende voor de vele werkzaamheden die op een boerderij uitgevoerd moesten worden.

Ook deed in de jaren zestig van de twintigste eeuw de tractor zijn intrede. Dit betekende een grote vooruitgang. Maar menig oudere boer had toch wel problemen met een tractor. Het kwam wel voor dat een boer op de tractor reed en wanneer deze moest stoppen 'ho' zei. Helaas luisterde de nieuwe uitvinding niet zoals een paard dat wel deed. Een boer die nog lang met paarden heeft gewerkt was W. Mulder, die tot aan het eind van de jaren zeventig op de W.A. Nijenhuisweg woonde.

Hebben de jonge boeren van toen, dus de oudere boer van nu, niet dezelfde problemen nu in de laatste decennia de computer op het boerenbedrijf zijn intrede heeft gedaan? Nadat in de zeventiger jaren de ruilverkaveling in gang werd gezet, is er voor de boeren veel veranderd. Tegenwoordig is een boer iemand die, samen met zijn vrouw, een bedrijf van rond de 80 melkkoeien en 40 ha land runt. Daarnaast heeft deze boer nog een aantal hectares maïs voor eigen bedrijf. Had de boer in het verleden zijn landerijen verspreid in de omgeving liggen, tegenwoordig liggen deze hoofdzakelijk om de boerderij. Hierdoor is de afstand naar het land veel korter geworden en kan het land gemakkelijker beweid worden.

tjongervallei
  Een moderne boerderij in de Tjongervallei

De boeren hebben zich in negenhonderd jaar dan ook ontwikkeld van arme landontginners tot eigenaren van een commercieel bedrijf met machines, computer, mobiele telefoon en strenge bedrijfsvoorschriften.

Een gevolg van al deze ontwikkelingen is geweest dat er een schaalvergroting van de boerenbedrijven heeft plaatsgevonden. Waren er in de jaren na de Tweede Wereldoorlog in Katlijk een dertigtal boerenbedrijven, nu zijn er nog een tiental. Op deze boerderijen werken vaak maar enkele mensen. Dit in tegenstelling met het verleden toen elke boer meerdere arbeiders in dienst had. Maar de 'faam', de 'grutfeint', de 'lytsfeint' en de 'melkers' zijn verdwenen en daarbij toch ook wel de ouderwetse gezelligheid op de boerderij.
Een praatje maken met een collega-boer is er nauwelijks meer bij. Het blijft meestal bij het opsteken van de hand bij het elkaar passeren op de tractor. 

Tenslotte mag een bijzonder initiatief niet onvermeld blijven.
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog vond een aantal boeren dat er eens goed nagedacht moest worden over de toekomst van het boerenbedrijf. Dit resulteerde in 1955 in de oprichting van de 'Studieclub Katlijk en Mildam'. Initiatiefnemer was Thijs Huisman. Een achttal boeren sloot zich bij deze studieclub aan. Eens in de veertien dagen kwam men bij elkaar. Men sprak niet alleen over een moderne bedrijfsvoering, maar organiseerde ook excursies. Ook liet men sprekers komen die voorlichting gaven over de ontwikkelingen in de boerensector. De club vergaderde beurtelings bij de leden thuis. Voorzitter was degene bij wie de vergadering werd gehouden en de notulen werden gemaakt door degene bij wie de voorlaatste keer vergaderd was. De club heeft tot diep in de zestiger jaren van de vorige eeuw bestaan.

Katlijk is in de loop van de jaren nooit een echt dorp geworden, zoals dorpen die in de nabijheid van Katlijk liggen. Het is steeds een boerenstreek geweest. Pas in de twintigste eeuw ontstond er iets wat op een dorpskern leek, de huidige Kerkelaan. Dit werd in de negentiger jaren van die eeuw versterkt door een klein uitbreidingsplan, waaruit de Klepelslag ontstond. Toch was Katlijk in de omgeving een boerendorp dat er mocht zijn. In 1640 had Katlijk 30 stemdragende boerderijen. Mildam had samen met Brongerga en Nijbrongerga 22 stemhebbende boerderijen. Uit een opgave van Koksma uit 1857 blijkt het boerenkarakter van Katlijk. Er waren tweemaal zoveel boerderijen als Mildam en Brongerga samen telden.
Het aantal inwoners van Katlijk is nooit groot geweest. Bij de quotisatie (telling) in 1749 had Katlijk 153 inwoners. Een aantal dat is gegroeid naar ruim 600 inwoners thans. Wel zijn er in de loop van de tijden meer woningen gekomen. Dat dit niet heeft geleid tot een hoger inwoneraantal komt vooral ook door het feit dat de gezinnen kleiner zijn geworden.

Middenstand in Katlijk

Net als zo veel dorpen heeft Katlijk in de eerste helft van de twintigste eeuw en ook de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog een tamelijk uitgebreide middenstand gehad. Uitgebreid moet daarbij gezien worden in relatie tot het aantal inwoners dat het dorp telde.
Zo heeft Katlijk jarenlang een tweetal bakkers gekend. Enkele generaties lang had de familie Haanstra een bakkerij aan de W.A. Nijenhuisweg 61. Het

 
Zo werden in vroegere tijden de
boodschappen afgeleverd

vege
Végéwinkel aan de Weversbuurt


café Heida aan de W.A. Nijenhuisweg

cafebrouwer
De boerderij tegenover de Jan Jonkmanweg
eerder stond hier café Brouwer

veenstra
De winkel van Gabriël Veenstra aan de W.A.
Nijenhuisweg 67 - nu is het een woonhuis

bijzondere van deze bakkersfamilie was, dat men in het pand waar de bakkerij gevestigd was, er ook nog een café op na hield. Bovendien gaf bakker Haanstra ook autorijles en verzorgde hij taxiritten. Later werd in het pand van bakker Haanstra het pension café d'Herbergh gevestigd.
Een andere bakker was Jelle Koen, die een bakkerswinkel had aan de Kerkelaan 4. De bakkerij werd overgedaan aan Willem Toering toen Jelle Koen caféhouder in de Knipe werd. De bakkers verkochten hun producten niet alleen in de winkel, maar gingen ook de streek op. Zij waren overigens niet de enigen, die met hun bakkerswaren langs de deuren gingen, want ook bakkers uit omliggende dorpen probeerden hun waren aan de Katlijkers te slijten.
Het zal dan voor de bakkers ook geen vetpot geweest zijn. De sluiting van de Katlijker bakkerijen zal daar dan waarschijnlijk ook het gevolg van zijn geweest. Overigens hebben ook de bakkers uit de omliggende dorpen in de loop van de tijd de vuren in hun ovens moeten doven.

Ook heeft Katlijk een tweetal kruidenierswinkels gekend.
De winkel van Sies en Pietje Douwinga, een Végé-winkel, was te vinden aan de Weversbuurt 1. Een andere kruidenierswinkel, met een wat beperkt aanbod van artikelen, was die van Anne Veenstra aan de W.A. Nijenhuisweg 3. Naast zijn kruidenierswinkel dreef Anne Veenstra in hetzelfde pand, waarin de kruidenierswinkel was gevestigd, ook een café.

Beide kruideniers trokken er op uit om bij hun klanten 'de boekjes op te halen'. Ze gingen naar hun klanten toe om te horen welke boodschappen gewenst waren. Deze werden dan in een boekje geschreven en een dag later bezorgd. Een tijdrovende bezigheid uiteraard. Naast het opnemen van de boodschappen werd ook het nieuws van alle dag besproken. Het kan niet anders dan dat de 'winkelman', zoals een kruidenier vaak genoemd werd, een sociale functie had.

Overigens was Anne Veenstra niet de eerste baas in het café aan de W.A. Nijenhuisweg. De weduwe Mercuur en Lomme Heida gingen hem voor, terwijl Douwe Bergsma het café weer van Anne Veenstra overnam. Tegenwoordig is het voormalige café en winkel een gewoon woonhuis geworden met een uitstraling waaruit is af te lezen dat het pand in het verleden een toch wel wat bijzondere functie heeft gehad. Een derde café, café Brouwer, bevond zich tegenover de huidige Jan Jonkmanweg aan de Kerkelaan. Anne Annema nam het pand over, maar had er geen café meer in. Later is het pand in vlammen opgegaan. Op dezelfde plaats werd toen een boerderij gebouwd.

Katlijk telde in het verleden een tweetal slagerijen. De ene was van Johannes Zoet. Eigenlijk was Johannes Zoet geen Katlijker. Hij woonde aan de oostzijde van de Houtlaan en dat behoorde tot het grondgebied van Nieuwehorne. Maar als Johannes vanuit zijn woning de weg opging kwam hij op de Houtlaan en dat behoorde en behoort nu nog bij Katlijk. Het belangrijkste echter was dat Zoet in Katlijk de meeste klanten had en daarom rekenen we hem voor het gemak maar bij de Katlijker middenstand.
Een ander slagersbedrijf was van de broers Samme en Siebe Talsma. Zij hadden een slachtplaats aan de W.A. Nijenhuisweg 4. Het gebouwtje, waarin geslacht werd, staat er nog steeds. Het is nu echter in gebruik als garage. Samme stapte in 1937 uit de slachterij. Broer Siebe is doorgegaan aan de Schoterlandseweg 31A. Dit bedrijf bestaat nog steeds met inmiddels de derde generatie aan het roer. Overigens wordt er, in verband met de strenge eisen aan slachtinrichtingen, niet meer geslacht. Er wordt alleen vlees verkocht.

Ook konden in het verleden enkele groentenboeren tot de Katlijker middenstand gerekend worden. Aan de W.A. Nijenhuisweg 14 had Scheepstra zijn groentenzaak. Later kwam Barteld Nijenhuis met zijn groentenwinkeltje. Deze winkel was gevestigd in een oud huisje aan de Bisschoplaan, op de plaats waar nu het woonhuis van keukencentrum Haanstra staat.

Katlijk was in het verleden een typisch plattelandsdorp, waar velen de kost verdienden in de agrarische sector. Ook was er een aantal bedrijven in de dienstverlenende sector ten behoeve van de boerenbedrijven.
Zo kende Katlijk een tweetal fouragebedrijven. De gebroeders Durk en Jan Woudstra voorzagen boeren van voer voor hun vee vanuit hun bedrijf dat gevestigd was aan de W.A. Nijenhuisweg 15. Een dergelijk bedrijf was er ook op de W.A. Nijenhuisweg 6. Meerdere generaties Hoekstra dreven daar hun handel. Het bedrijf werd later verplaatst naar Nieuwehorne.

Een toch wel bijzondere winkel was gevestigd op W.A. Nijenhuisweg 67. Gabriël Veenstra dreef op dit adres een winkel in boerengereedschappen, zoals touw, paardentuigen, hooivorken enzovoort. Daarnaast werden er ook huishoudelijke artikelen verkocht, zoals kop en schotels, boenders en dweilen. Een dergelijke winkel werd ook wel een 'galanteriewinkel' genoemd.

Overigens was dit niet de eerste winkel die in dit pand gevestigd was. Johannes Haanstra en zijn vrouw Antje Haanstra-Zandhuis, zij waren de ouders van de latere bakker Haanstra, hebben daar een kruidenierswinkeltje gehad. Zij hadden nog een zoon Sake - in de wandeling Lytse Sake genoemd. Hij was boekhouder op de zuivelfabriek in Bontebok.
Ooit was er ook een kruidenierswinkeltje aan de W.A. Nijenhuisweg 31. Dit winkeltje werd gedreven door Samme Talsma en zijn vrouw Trijntje. In 1914 werd dit winkeltje opgeheven. Samme moest toen in verband met de mobilisatie voor de militaire dienst opkomen. Trijntje had geen tijd voor de winkel. Ze hadden ook nog een achttal koeien die verzorgd moesten worden. Dit kon niet gecombineerd worden met de kruidenierswinkel.

Voor melk waren de Katlijkers niet alleen op de boeren aangewezen. Men kon terecht bij een melkventer, in Katlijk 'molktapper' genoemd. Eerst was het Fedde van der Meer die de Katlijkers van melk en 'brij' voorzag. Later was dit Halbe Hielkema. Hij woonde aan de Houtwallen. Vader Harm Hielkema had, samen met zijn vrouw Loltsje, ook een melkhandel en daarnaast een kruidenierswinkel aan de Schoterlandseweg.

Ook voor de bouw en het onderhoud van woningen en boerderijen kon men in vroeger tijden ruimschoots in Katlijk terecht. Zo hadden Egbert Hoekstra en Yntze Woudstra een timmerbedrijf aan de W.A. Nijenhuisweg. Aan de W.A. Nijenhuisweg 45 was ook het timmerbedrijf van Andries Postma gevestigd.
Ate Brouwer had een dergelijk bedrijf op de hoek van de Schoterlandseweg en de Houtlaan. Later had Cor de Vries hier zijn aannemersbedrijf. Het bedrijf bestaat nog steeds, maar is inmiddels in andere handen overgegaan en draagt de naam Fries Bouw.
Aan de Kerkelaan had Wieger Dam - vader van de bekende Friese dichter Freark Dam - een timmerzaak. Dit bedrijf werd later overgenomen door Hendrik Bosma.
Ook was er nog het bedrijf van de Kest Haanstra. Dit bedrijf hield zich aanvankelijk vooral met de houthandel bezig. De verkoop van keukens kwam daar vervolgens bij. Toen het bedrijf in handen kwam van de zonen Albert en Kest jr. werd het bedrijf gesplitst in een keukencentrum en een houthandel annex bouwmarkt. Deze bedrijven bestaan nog steeds. De bedrijfsvoering is nog steeds in handen van nazaten van Albert en Kest Haanstra.

Tenslotte moet in deze sector van dienstverlenende bedrijven de smederij van Tadema genoemd worden. Tadema bouwde zijn smederij om van een typische dorpssmederij tot een landbouwmechanisatiebedrijf. Dit bedrijf werd later overgenomen door Frans Piek. Het is een bedrijf dat nog steeds voor bedrijvigheid in het dorp zorgt.

Voor het transport zorgde een drietal zogenaamde vrachtrijders. Dit waren Hospes, Wiebenga en Ponne. Hospes en Wiebenga hadden hun bedrijf aan de W.A. Nijenhuisweg op respectievelijk 63 en 19, terwijl Ponne aan de Schoterlandseweg 41 gevestigd was en er nog steeds is. Wiebenga was naast vrachtrijder ook eigenaar van een 'lapkesaak'. De keus in deze stoffenzaak zal wel niet al te groot zijn geweest. Maar toch zal het voor de Katlijker vrouwen gemakkelijk geweest zijn dat er in eigen dorp stof gekocht kon worden voor het maken en herstellen van de kleding. Voor Wiebenga betekende de verkoop van stoffen een extra inkomen.
De vrachtrijders voerden hun werkzaamheden in vroeger jaren uit met paard en wagen. Zij vervoerden niet alleen vracht, maar deden voor hun opdrachtgevers ook boodschappen in bijvoorbeeld Heerenveen. Die boodschappen betroffen dan met name zaken die in Katlijk niet te krijgen waren.
Wiebenga had naast zijn vrachtrijderij en stoffenzaak ook nog een brandstoffenhandel. In later jaren is Wiebenga verhuisd naar Mildam. Het bedrijf van vrachtrijder Ponne is uitgebouwd tot een transportbedrijf, dat met modern materieel door binnen- en buitenland trekt, met veelal stro als last.

Tot de dienstverleners in Katlijk moeten we ook de veekooplui rekenen. Katlijk kende een aantal veekooplieden. Libbe Kramer had een boerderij aan de W.A. Nijenhuisweg 45. Hij was naast boer ook veehandelaar. Ook de neven Samme en Anne Talsma waren veehandelaren. Zij handelden in kalveren en varkens. Samme woonde aan de W.A. Nijenhuisweg 7 en Anne aan de Schoterlandseweg 31. Hier zien we ook de relatie met de slagers Talsma. Andere veehandelaren waren Auke Kramer en Harm van der Spoel. Beiden woonden aan de Schoterlandseweg. Tenslotte was er nog Marten Hofma, die aanvankelijk aan de W.A. Nijenhuisweg 4 woonde, maar later naar Duitsland vertrok.

We willen dit overzicht eindigen met een tweetal bedrijfjes, die inmiddels ook al lang weer zijn verdwenen. De ene is de petroleumhandel van Jan en Tjitske Bosma. Zij woonden aan de W.A. Nijenhuisweg 25. Hun zoon Hendrik bezorgde de petroleum op een kar achter de fiets. De andere was de fietsenzaak van Spiekhout aan de Kerkelaan. Spiekhout verkocht nieuwe fietsen en zorgde ook voor reparaties. Daarnaast was Spiekhout koster van de kerk.
Tot slot van dit overzicht een, wellicht in de ogen van de huidige generatie, een bijzonder bedrijfje. Het betreft de zakkenhandel van Kornelis Post, dat gevestigd was aan de W.A. Nijenhuisweg 32. Kornelis ging bij de boeren langs om jutezakken op te kopen. De zakken werden vervolgens gespoeld, gedroogd en daarna weer verkocht. Zo op het oog een wat ouderwetse bedoening. Maar... zouden we het nu, in de eenentwintigstee eeuw, niet een recyclingbedrijf noemen?

Tot zo ver ons overzicht over de in Katlijk aanwezige middenstand. Uit dit overzicht mag de conclusie worden getrokken dat de Katlijkers voor veel zaken in het eigen dorp terecht konden. Daarnaast mag niet onvermeld blijven dat het voor de vroegere middenstanders geen vetpot was. Het feit dat men verschillende werkzaamheden met elkaar combineerde, maakt dit al enigszins duidelijk. De onderlinge concurrentie was groot. Er moest hard gewerkt worden om het hoofd boven water te houden.
In de loop van de tijd is er veel veranderd. Van de oorspronkelijke middenstand in Katlijk is weinig meer over. Voor de dagelijkse levensbehoeften zijn de Katlijkers aangewezen op omliggende plaatsen als Heerenveen, Gorredijk, Wolvega en Nieuwehorne.
Dit alles betekent niet dat er zich in Katlijk geen bedrijven meer bevinden. Die zijn er zeker, zoals een keukencentrum, een landbouwmechanisatiebedrijf, een interieurbedrijf, een uitgeverij, bedrijven in de sfeer van de nieuwe technologie, een restaurant, een bouwmarkt, een bouwbedrijf en enkele autobedrijven. Maar deze bedrijven moeten het niet hebben van de Katlijkers. Hun klantenbereik betreft een veel uitgestrekter gebied, dan de eigen dorps- of gemeentegrens. Eén ding hebben ze met de vroegere bedrijven gemeen; het zijn vaak - enkele uitzonderingen daargelaten - kleine één- of tweemansbedrijven.



Niets uit deze uitgave en publicatie op het internet mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.

No part of this book and publication on the internet may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

2 - Een spitkeet op de Katlijker heide.
3 - Een hedendaagse woning aan de Breedsingel
4 - Bisschopslaan
5 - De boerderij stercorando aan de W.A.Nijenhuisweg
6 - Een moderne boerderij in de Tjongervallei.
7 - Zo werden in vroegere tijden de boodschappen afgeleverd
8 - De végé winkel aan de Weversbuurt 1.
9 café Heida aan de W.A. Nijenhuisweg.
alle 11 foto's tonen >>