info

Katlijk door de eeuwen heen - De adel

slotsjeHoewel de adel in Oranjewoud woonde hebben de families Van Limburg Stirum en Van Bierma Oosting een belangrijke rol gespeeld in de ontwikkeling van Katlijk. Zij zorgden voor de ontginning van heidevelden, de aanleg van bossen en de bouw van boerderijen. Zonder de adellijke families zou Katlijk er ongetwijfeld nu heel anders hebben uitgezien.

De Familie Van Scheltinga

In de jaren 1676 tot 1684 werd er door het koninklijk huis in de omgeving van Oranjewoud en Katlijk een aantal boerderijen aangekocht. Dit was het begin van het koninklijk bezit in Katlijk en omgeving. Toen de voormalig stadhouder Willem de V samen met zijn zonen aan het eind van de 18e eeuw naar Engeland vluchtte, werden de onroerende goederen in beslag genomen door de domeinen. Hierna werden de onroerende goederen verkocht aan diverse personen, waaronder de adellijke families. Deze adellijke families, die in Oranjewoud woonden, hebben een grote invloed gehad op de ontwikkeling van het nabijgelegen Katlijk.

Eén van die families was De Blocq van Scheltinga. Daniël de Blocq van Scheltinga was al in 1647 grietman van Schoterland en had veel bezittingen in en om Oranjewoud, zo ook in Katlijk. Hij had alle belang bij de bezittingen. De stemgerechtigde boerderijen leverden hem stemmen op om zodoende grietman te kunnen worden. Na 1814 zijn vier leden van deze familie in de adelstand verheven.
Een nazaat van Daniël de Blocq van Scheltinga was Maria de Blocq van Scheltinga, die in 1879 in Heerenveen geboren was. Zij trouwde in 1901 met Charles Louis Adrien Justi graaf van Limburg Stirum. Hij was 1877 in Zwolle geboren. Deze graaf was aanvankelijk militair van beroep. Maria de Block van Scheltinga bracht haar leven door op het landgoed 'Oranjewoud'.

In 1904 verliet Graaf van Limburg Stirum als eerste luitenant de militaire dienst en vestigde zich bij zijn vrouw in Oranjewoud. Na zijn vestiging in Oranjewoud hield Van Limburg Stirum zich bezig met landbouwkundige aangelegenheden. Hij was trouwens een persoon, die zich met verschillende maatschappelijke zaken bezig hield. Zo was hij onder meer lid van het College van Regenten van het Heerenveens Huis van Bewaring en voorzitter van de Gemeentelijke Commissie voor de Lichamelijke opvoeding van de gemeente Schoterland. Rond 1930 werd hij benoemd tot voorzitter van het waterschap Mildam Oost. In verband met zijn slechte gezondheid kwam hij echter zelden op een vergadering.

Na zijn ontslag legde Van Limburg Stirum zich, eerst nog samen met zijn schoonvader, voornamelijk toe op het beheer van het grondbezit van de familie De Blocq van Scheltinga. Hij liet zich bij zijn werkzaamheden bijstaan door rentmeesters, eerst Jacob Brouwer en later diens zoon Gooitzen Brouwer.
In 1906 erfde Maria behalve huize Oranjewoud de meeste goederen, waarbij ook verscheidene boerderijen behoorden.

Al vrij snel in 1907 is Van Limburg Stirum, na het verkrijgen van de boerderijen, landerijen en grond, actief aan de slag gegaan met het verbeteren van de landerijen. Hij richtte zich daarbij met name op landerijen en grond in Katlijk. Het grondgebied van Katlijk bestond uit heidevelden, zandgrond, maar ook uit veengrond, waaruit in eerdere jaren turf was gewonnen. Het zal duidelijk zijn dat de bewoners op die slechte gronden een armoedig bestaan hadden. Van Limburg Stirum liet een groot aantal werkzaamheden uitvoeren. Deze werkzaamheden bestonden uit het dempen van de uitgeveende plassen en het dempen van de petgaten. Hij liet voor dit doel 'dwingel' (huisvuil) en terpaarde aanvoeren. Dit gebeurde per schip. De schippers konden Katlijk en omgeving bereiken door apart gegraven kanaaltjes en wijken. Ook liet hij stukken grond ontginnen bij het Katlijker Schar en nabij de Tjonger.

Om deze werkzaamheden uit te voeren werkten er enige tientallen arbeiders. Deze arbeiders kwamen onder anderen uit Katlijk en Jubbega. Zij werkten vooral in de wintermaanden. Deze arbeiders verdienden weinig met het grondwerk. Maar alles was beter dan helemaal geen werk, zoals dat anders in de wintermaanden het geval was en er sprake was van een grote armoede onder de bevolking.
Dit werk nam verscheidene jaren in beslag. Een gevleugelde uitspraak van Van Limburg Stirum was 'Bij mijn dood, ik wil geen bunder heide meer hebben'. Hij zou eens moeten weten dat nog geen honderd jaar later van de in cultuur gebrachte gronden weer stukken in hun oorspronkelijke staat werden teruggebracht, zoals bijvoorbeeld de Katlijker Heide.

Ook liet Van Limburg Stirum een aantal boerderijen en arbeiderswoningen bouwen. Er werd naar gestreefd om de boerderijen in architectonisch opzicht een eigen stijl te geven. Deze boerderijen zijn over het algemeen goed te herkennen aan het voorhuis met daaraan gebouwd de schuur met stallen.

Aan de Schoterlandseweg werd een aantal boerderijen gebouwd, namelijk:
Mariazathe ( 16 april 1909) - Schoterlandseweg 23
Hans Willem (16 april 1916) - Schoterlandseweg 15
Scharzicht (2 december 1916) - Schoterlandseweg 25
Marijke Muoi (22 september 1917) - Schoterlandseweg 4

sara suzanne
  Boerderij Sara Suzanne

Deze boerderijen hebben allemaal een gedenksteen met als tekst:
De eerste steen gelegd

            DOOR
M. de gravin van Limburg Stirum-De Blocq van Scheltinga


Ook zijn er boerderijen die geen gedenksteen hebben. Het gaat daarbij om de volgende boerderijen:
Sara Susanne - Weversbuurt 6
Maria Louise - Weversbuurt 8

Twee boerderijen, die ook door deze adellijke familie gebouwd zijn, maar net buiten de dorpsgrens van Katlijk in Mildam liggen, zijn:
Stirumhoeve - Weversbuurt 21
Amaeliazathe - Weversbuurt 22

schoterlandseweg
  Boerderij aan de Schoterlandseweg 17


Naast deze grotere boerderijen liet de adellijke familie een aantal kleine boerderijen bouwen:
Geen naam - Schoterlandseweg 17
Kaasstolp - Breedsingel 2
Willemsoord (draagt nu de naam De Haven) - Bisschoplaan 2
Geen naam - Weversbuurt / Jan Jonkmanweg

De boeren, die op deze boerderijen boerden, konden naar grotere bedrijven doorstromen als die vrijkwamen. Dit gebeurde echter alleen bij gebleken geschiktheid van de betreffende boer.
De naamgeving van de boerderijen zou volgens overlevering tot stand zijn gekomen tijdens een feest dat de familie Van Limburg Stirum in Leeuwarden gaf. Toen tijdens dit feest de boerderijen ter sprake kwamen bedachten de feestende gasten de namen.

Naast de boerderijen liet de adellijke familie ook een aantal arbeiderswoningen bouwen. Deze stonden aan de Aaltjelaan, de Breedsingel en de Schoterlandseweg.

breedsingel
  Vroegere arbeidershuisjes aan de Breedsingel

De woningen aan de Aaltjelaan en de Breedsingel zijn inmiddels afgebroken en vervangen door moderne woningen. Alleen de woningen aan de Schoterlandseweg staan er nog. Het betreft de dubbele arbeiderswoning aan de Schoterlandseweg 19 en 21.

Van Limburg Stirum was erg gesteld op een goede relatie met de pachters van zijn boerderijen. Zo kende hij alle pachters persoonlijk bij naam en zag hij er op toe dat er op de boerderijen 'goed geboerd' werd. Tweemaal per jaar kwamen de pachters naar het Oranjewoud om de pacht te betalen. Zij werden dan door de huisknechten ontvangen en na het betalen kregen de boeren van 'mijnheer' een sigaar.

Elke boerderij had naast de omliggende landerijen een groot perceel grond op afstand. Deze percelen bevonden zich in de omgeving van Kuinre. Op deze percelen graasden de pinken van de boeren. Elk voorjaar dreven de boeren en hun knechten de pinken via Oldelamer naar Kuinre toe. Dit was uiteraard een lange en vermoeiende tocht. Om onderweg uit te rusten werden er bij bekende café's een stop gehouden, waarbij koffie en bier, soms rijkelijk, gedronken werd. De eerste aansteek vond plaats in Oldelamer, de tweede in Schoterzijl.

Ook werd er op de percelen nabij Kuinre hooi gewonnen. Tijdens de hooioogst bivakkeerden boer en personeel in tenten. Cafébaas Stoffel in Schoterzijl nam voor de Kalijkers een bijzondere plaats in. Stoffel was in het bezit van een telefoontoestel. Wanneer er contact moest komen met het thuisfront in Katlijk dan

  limburg stirum
Een foto gemaakt ter gelegenheid van het 25-jarig huwelijksfeest van de Van Limburg Stirums - ook de pachters van de boerderijen waren bij het feest aanwezigEen bijzondere figuur was Marten de Haan. Marten woonde in de uiterwaarden in de buurt van Schoterzijl. Hij had daar een boerderijtje dat op een terp stond. Naast zijn eigen boerderijtje had Marten ook een nevenactiviteit. Hij telde namelijk dagelijks de pinken van de Katlijkers en zorgde er voor, via cafébaas Stoffel, dat ze gewaarschuwd werden voor een hoge waterstand van de Zuiderzee. Dan togen de Katlijkers richting Kuinre om het vee naar hoger gelegen gronden te drijven.

was Stoffel de aangewezen persoon bij wie getelefoneerd kon worden. Ook werd bij Stoffel de voor de mannen de noodzakelijke foerage gehaald.
Vanuit Schoterzijl werd het hooi per schip naar Mildam gevaren en vervolgens ging dan op wagens naar de boerderijen in Katlijk. In de periode dat de boer en de knechten in de uiterwaarden verbleven werden thuis de koeien gemolken door de boerinnen, de meiden en losse krachten.

Boven de deur van zijn boerderijtje had Marten een opschrift staan en daar was hij bijzonder trots op. Ieder die langs kwam moest het opschrift nadrukkelijk lezen:
Wie hier niet als vriend binnenhuppelt,
Wordt er zo weer uitgeknuppeld


Al met al vormden de boerderijen met de omliggende landerijen en het gebruik van de uiterwaarden bij Kuinre voor die tijd vrij grote boerderijen met ongeveer 30-40 hectare.
Dat de hooioogst vooral in de buurt van Kuinre moest plaatsvinden vindt zijn oorzaak in het feit dat de landerijen in Katlijk erg droog waren, waardoor het gras maar moeilijk wilde groeien. Dit was een probleem van de verdroging. Dit betekende dat er bijna ook geen drinkwater voor het vee was. Om iets aan dit euvel te doen werd er in Klein Katlijk een belangengroep opgericht. De betonconstructiefabriek van Sikma uit Heerenveen kreeg in 1940 de opdracht een opmaalgemaal te maken. Dit gemaal kwam te staan op de Weversbuurt tegenover de Jan Jonkmanweg. Dit gemaaltje pompte het water uit de Dwarswyk, het water naast de Jan Jonkmanweg.
Het gemaaltje kreeg de naam van Lyts Ketlik. Rein de Jong, wonend aan de Weversbuurt, bediende het gemaaltje.

De boeren uit Groot Katlijk wilden ook wel gebruik maken van het water dat het gemaaltje oppompte. Maar omdat Groot Katlijk hoger lag kon het water daar moeilijk komen. Het aanleggen van speciale waterlopen lukte niet vanwege geldgebrek en ook uit onwil van enkele boeren, die dit allemaal niet zo zagen zitten.
Het gemaaltje bestaat nog steeds en bedient de boerenbedrijven die aan de noord- en zuidzijde van de Weversbuurt staan. Overigens draaiden de boeren zelf voor de kosten van het gemaaltje op, omdat de adel niet verder wenste te investeren.

De tochten naar Kuinre stopten echter rond 1960 als gevolg van de ruilverkavelingen in Kuinre en Oldelamer. Door de ruilverkaveling kon Jan Nijenhuis, die op een boerderij woonde tegenover de Bisschoplaan naar de Kuinre verhuizen. Hierdoor kwamen er land vrij in Katlijk. Dit land werd bij andere boerderijen in Katlijk getrokken. Voor de boeren betekende één en ander een grote verbetering, want het drijven van het vee en de verre hooioogst vormden een zware belasting voor boeren en knechten. Toch verdween daarmee een oude romantische, maar ook harde en soms wrede traditie.

hans willem
  Boerderij Hans Willem

Van de reeds eerder genoemde boerderijen zijn er nog slechts twee als boerenbedrijf in gebruik; de Maria Louisehoeve en Hans Willem. De andere boerderijen hebben een bestemming gekregen als bedrijfspand of als woonboerderij.

In 1959 werden de bezittingen van de familie Van Limburg Stirum verkocht. De kosten voor onderhoud van het landgoed in Oranjewoud waren duur en hoog en niet aftrekbaar voor de belastingen. Uit financiële overwegingen werd Huize Oranjewoud verkocht aan het Instituut voor Landbouwcoöperatie in Leeuwarden. De landerijen en bossen bij Katlijk werden in eerste instantie verkocht aan de Algemeen Friesche Levensverzekerings Maatschappij. De gebouwen werden veelal gekocht door de pachters.

Van Bieruma Oosting
Een andere familie die van belang geweest is voor Katlijk is de familie Van Bieruma Oosting. De familie Van Bieruma Oosting is oorspronkelijk afkomstig uit Assen. De familie onderhield nauwe betrekkingen in de provincie Friesland.
Met name de laatste telgen uit de familie zijn van belang geweest voor Katlijk. Het gaat daarbij met name om Gerrit Ferdinand van Bieruma Oosting die in 1873 geboren werd als zoon van Johannes van Bieruma Oosting (1842-1902) en Cornelia Charlotte Brantsma (1848-1894). Gerrit Ferdinand, die in de wandeling op z'n Fries Key of 'Mynhear Key' werd genoemd had nog een broer Jan (1870-1936) en drie zusters Johanna Maria (1871-1940), Agatha Victoria (1875-1968) en Anna Odilia Catharina (1877-1909). Jan en zijn zuster Johanna Maria verlieten Oranjewoud al vrij snel.

Na de dood van zijn ouders erfde Gerrit in 1902 Klein Jagtlust. In 1903 ging hij daar ook wonen. Het buiten Klein Jagtlust was toen al 10 jaar onbewoond geweest. De beide zusters Agatha en Odilia kwamen in bezit van Oranjestein. Zowel Gerrit als Agatha en Odilia waren ongehuwd.
Toen in 1909 Odilia kwam te overlijden ging Gerrit bij zuster Agatha op Oranjestein wonen. Van Gerrit is bekend dat hij in Utrecht rechten studeerde, een studie die hij niet heeft afgemaakt. Overigens erfde Gerrit naast Klein Jagtlust nog een aantal boerderijen, o.a. in Sint Annaparochie, Finkum, Bornwird en Oranjewoud. Bovendien kwamen enkele woningen in Leeuwarden en Oranjewoud in zijn bezit.

Gerrit bleef zijn gehele leven ambtloos. Bestuursfuncties schijnt hij niet uitgeoefend te hebben en ook bemoeide hij zich niet met het verenigingsleven.
Nadat hij zich bij zijn zuster Agatha had gevestigd verkocht hij Klein Jagtlust in 1911. De president van de Leeuwarder rechtbank, mr. Dirk Zeeger van Duijl, werd de nieuwe eigenaar voor de prijs van f 24.000,--.

Gerrit was een groot paardenliefhebber. Zijn koetsier Jurrit de Vries moest van Gerrit bedreven worden in het omgaan met paarden en volgde in Groningen een dresseerschool. Gerrit ging ook regelmatig de provincie in als er weer ergens een circus was neergestreken. Ook was Gerrit een groot liefhebber van jachtpartijen. Vaste gasten bij deze jachtpartijen waren de familie Van Slooten, afkomstig uit Overijssel, jonkheer H. van Sminia uit Oudkerk en de van Harinxma's. Bovendien gingen Gerrit en Agatha regelmatig op reis naar het buitenland. Hun reizen voerden vaak naar Frankrijk, Duitsland en soms ook naar Zwitserland. Tijdens hun reizen werden ze vergezeld door een personeelslid. Ze reisden meestal met de auto. Wanneer ze echter naar Parijs gingen dan was de trein hun vervoermiddel. Ook verbleven broer en zuster Gerrit en Agatha regelmatig op het buitenhuisje bij het Katlijker Schar.

slotsje
  Het buitenhuis van de familie Van Bieruma Oosting
  In de volksmond werd dit buitenhuis
  It Slotsje genoemd

Omdat Gerrit geen openbare functies bekleedde en zich ook niet met de politiek bezig hield, kon hij veel tijd besteden aan het beheer van zijn grondbezit en dat van Agatha. In de periode van 1914 tot 1918 heeft hij zich met name bezig gehouden met het ontginnen van de heidevelden bij Katlijk.
Voor het in cultuur brengen van de landerijen bij het Katlijker Schar schakelde Gerrit arbeiders in, die merendeels uit Jubbega afkomstig waren. De werkzaamheden vonden hoofdzakelijk in de winter plaats. Voor de arbeiders betekende dit een soort werkverschaffing, omdat zij 's winters vaak zonder werk zaten.

In de strenge winter van 1914 werd in Katlijk een boerderij gebouwd. Omdat het toen 'Siberisch' koud was kreeg deze boerderij de naam van Moskou. Deze boerderij staat nog steeds aan de Schoterlandseweg 22 in Katlijk. Deze boerderij werd gebouwd door de timmerman van de familie Van Bieruma Oosting, Jacob Brouwer.
De boerderij Moskou werd ook wel 'Konijnenburg' genoemd. Deze tweede naam had een reden. In het huurcontract en ook in dat van de andere boeren stond dat men de konijnen met rust moest laten. Dit natuurlijk ten gunste van de jacht van de heren, met als gevolg dat het wemelde van de konijnen. De boeren die de boerderijen bewoonden van de familie Van Bieruma Oosting, waren hier niet zo blij mee. De konijnen graasden namelijk op de weilanden en hielden daardoor het gras kort. De koeien wilden niet van het gras eten, niet alleen omdat er bijna geen gras meer was, maar vooral ook omdat het stonk naar konijnenurine.
Voor boeren, die niet op boerderijen van de familie Bieruma Oosting woonden, gold deze regel niet. Deze boeren vroegen dan ook regelmatig aan de Wildschadecommissie toestemming om te 'lichtbakken'. Daarmee werd bedoeld, dat men met grote lampen in de nacht het wild lokte en vervolgens dood schoot. Dat daarbij ook het wild van de adellijke landerijen gelokt werd zal duidelijk zijn. Dit uiteraard tot opluchting van de boeren die de boerderijen bewoonden van de familie Van Bieruma Oosting.
Later kwam er ziekte onder de konijnen en werden de problemen voor de boeren op natuurlijke wijze opgelost.

Niet ver van de boerderij Moskou werd nog een boerderij gebouwd, de boerderij aan de Schoterlandseweg 24. Bovendien liet Gerrit in het Katlijker Schar een buitenhuis bouwen, - It Slotsje -, dat uiterlijk veel lijkt op de woning van de vroegere rentmeester Brouwer.

De ontginningswerkzaamheden bij Katlijk kregen later geen vervolg. Met de pachters van de boerderijen kon de familie Van Bieruma Oosting goed overweg. Sterker nog, de pachtboeren voelden zich door de familie altijd goed behandeld. Ze wisten dat zij op de famile Van Bieruma Oosting konden rekenen. Zij betaalden over het algemeen weinig pacht en soms werd die geheel kwijtgescholden. In de jaren rond 1930 gingen veel boeren failliet. Echter niet de pachters van Van Bieruma Oosting.

Op zondagochtend kwamen de boeren uit de omgeving vaak naar Oranjestein om er met 'mynhear' een sigaar te roken.
Toen Gerrit van Bieruma Oosting 70 jaar werd boden de gezamenlijke pachters hem een schilderij van het huis aan. Het schilderij werd geschilderd door Johannes Eisinga.

Na 1945 werd het steeds moeilijker om het landgoed in stand te houden. De te betalen belastingen, de hoge personeelskosten en de kosten om het landgoed te onderhouden leiden er toe dat de familie besloot om bezittingen te verkopen. Eerst werden de boerderijen elders in Friesland verkocht. Na 1950 werden opengevallen plaatsen niet meer door nieuwe personeelsleden ingevuld.

Ondanks de financiële zorgen was er bij de Van Bieruma Oostings sprake van een sterke mate van sociale bewogenheid. Gezinnen die in kommervolle omstandigheden verkeerden werden op 'stille' wijze geholpen. Bij het realiseren van een Ambachtsschool in Heerenveen stelde de familie een lening beschikbaar. In enkele gevallen werden ook mensen geholpen die een eigen bedrijfje wilden stichten.
Ondanks die sociale bewogenheid bleef er tussen de familie en de plaatselijke bevolking een sociale kloof bestaan. Men probeerde die kloof wel te verkleinen, maar er bleef een grote afstand tussen de familie en de plaatselijke bewoners.
Ook begrepen de bewoners de familie Van Bieruma Oosting niet altijd. Onbegrip was er over het feit dat de bossen niet voor het publiek werden opengesteld; er werd slechts een zeer beperkt aantal wandelkaarten uitgegeven. De reden hiervoor was dat de familie Van Bieruma Oosting de rust in het gebied wilde bewaren om flora en fauna tegen de mens te beschermen.
Dit was ook het geval met de Prinsenwijk. In 1966 werd deze wijk ten zuiden van de Van Bieruma Oostingweg uitgediept en verbreed. Men wilde vervolgens deze wijk deel uit laten maken van een kanoroute. De Prinsenwijk was echter een gebied waar een zeldzame vogel, de ijsvogel, haar broedgebied had. Om er voor te waken dat deze vogel verjaagd zou worden, gaf de familie Van Bieruma Oosting geen toestemming om de kanoroute door de Prinsenwijk te laten lopen. De Prinsenwijk werd in verband hiermee met een balk afgesloten. Nog steeds geldt dat er geen boten in dit water mogen gaan varen.

Gerrit Ferdinand was in de laatste jaren van zijn leven vaak ziek. In 1955 overleed hij en werd bijgezet aan de zuidzijde van de kerk in Oudeschoot. Zijn zuster Agatha overleed in 1968 op de leeftijd van 92 jaar. Ook zij werd in Oudeschoot begraven.
De bezittingen van Gerrit Ferdinand en Agatha kwamen in eigendom van de drie kinderen van hun broer Jan. Het Katlijker Schar werd door de erfgenamen overgedragen aan It Fryske Gea. Het grootste deel van de bossen werd verkocht aan Staatsbosbeheer. De woonhuizen en de boerderijen werden verkocht aan de pachters, terwijl het landgoed in handen kwam van de familie De Beaufort.



Niets uit deze uitgave en publicatie op het internet mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.

No part of this book and publication on the internet may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.

 Reactie's
16:03 10-03-2021
K. Libbenga (via mail)
Op de site, Katlijk door de Eeuwen heen, onder De Adel, Bieruma Oosting, staat vermeld dat Agata Bieruma Oosting is overleden in 1962. Dit is m.i. niet correct.
Zij is volgens mij overleden in juni 1968.
reactie:
Na een hartelijk contact via de telefoon was duidelijk dat de heer Libbenga het wel bij het juiste eind moest hebben, de datum is aangepast!
In archieven.nl kon het ook bevestigd worden.