Raaptepper Lente 2022
Manon Jensma
Sietske Wind-Snijder: Toen de jongste, nu de oudste
Toen de jongste, nu de oudste, een interview met Sietske Wind-Snijder (92) over het Katlijk van vroeger.
Op een donkere februariavond stappen Edwin Overwijk en ik binnen bij ‘buurvrouw Siets’ zoals Edwin zijn tweeënnegentigjarige buurvrouw noemt. Zo lang als Edwin hier woont, is Sietske zijn buurvrouw. De redactie van de Raaptepper is niet alleen nieuwsgierig naar het verhaal van nieuwe buren, we hebben ook oren naar dat van oude buren. Ik ken Sietske nog niet, spreek geen Fries en bedenk tijdens onze redactievergadering meteen dat het een goed idee is om Edwin mee te vragen naar het interview. Gezamenlijk zitten we in de knusse woonkamer en vragen Sietske naar hoe Katlijk eruitzag in de periode waarin zij jong(er) was.
Hoe het begon in Katlijk
Vier jaar is Sietske Snijder als zij in 1934 in Katlijk komt wonen. ‘Samen met heit, mem, drie broers en twee zussen woont ze in boerderij Willemsoord aan de Bisschoplaan. Heit en mem pachten de boerderij (het voorhuis en de schuur met stallen) van de familie Van Liemburg Stirum. Destijds bezat deze adellijke familie veel boerderijen in de omgeving van Katlijk, licht Edwin toe terwijl ik, druk aantekeningen maak in mijn notitieblok.
Altijd wat te doen
Sietske vertelt dat zij en haar jongere broers en zussen vanaf hun zesde naar de W.A. Nijenhuisschool gingen die schuin tegenover de boerderij stond. Ze ging er met plezier naartoe. Als ze klaar was met school dan was het voor haar eerst tijd om thuis aardappels te schillen en te breien. Op de boerderij is immers altijd wat te doen en iedereen in het gezin hielp daarin mee. Ze herinnert zich ‘de centrale’ (de draadomroep) bij haar beppe uit 't Wâld. Zij had thuis een soort kastje staan waar ze naar ‘het kinderuurtje’ op de radio mocht luisteren. Dat was wel erg speciaal! Als kind bezorgde ze in oorlogstijd weleens pakketjes, herinnert ze zich. Daar stelde ze geen vragen bij, ze deed het gewoon. Ook zij hadden in die tijd onderduikers op de boerderij. Ze herinnert zich nog goed dat er op een bepaald moment geen kranten meer waren, en je buiten op * toch al zo koude hûske dan maar graspollen gebruikte.
Liefde op een lezing
Het gezin verhuist op een bepaald moment naar een andere boerderij. Ze trekken in de
‘Kaasstolp aan de Breedsingel waar ze zo’n 30 koeien hebben. In tegenstelling tot Willemsoord staat deze boerderij er nog steeds, al is de woning nu witgeschilderd. In deze periode ontmoet de dan zeventienjarige Sietske haar toekomstige man op een lezing in de Schouwburg in Heerenveen. Anne Wind komt, net als zij, uit een boerenfamilie. Anne komt ‘uit de omgeving Langezwaag. Zulke hechte wortels als Sietske dan al met Katlijk heeft, heeft ‘Anne minder met de omgeving waarin hij opgroeit. De keuze om samen in Katlijk in een boerderijtje van een pake van Sietske te wonen is dan ook snel gemaakt!
Veearts of dokter?
Het was de dag na hun trouwdag. Sietske weet het nog als de dag van gisteren. De beste koe van Anne was niet goed geworden. Ze moest heel snel hulp gaan halen, want het ging echt niet goed met het arme beest. Zo hard als ze kan, fietst Sietske naar Dol toe. Hij (de pake van, Jan Dol - red.) is een van de weinige mensen in het dorp die een telefoon heeft. Helemaal buiten adem komt Sietske bij hem aan. Ze is zo buiten adem dat ze niet eens kan uitbrengen waarvoor ze komt. Gelukkig is Dol wel wat gewend en vraagt snel: "Veearts of dokter?" ‘Waarop hij naar binnen gaat en met de veearts in Heerenveen belt. Hoewel de veearts een auto bezit is het voor de koe helaas te laat. Ze is aan melkzucht overleden wanneer de veearts arriveert.
Winkeltjes aan huis
In Katlijk en omgeving waren voor de oorlog veel winkels. Er waren een slager, twee bakkers, ‘een eierenboer, een timmerzaak, cen café waar het Plaatselijk Belang vergaderde, een kleine supermarkt op de hoek met garen en cen VéGé (een landelijke organisatie van kruideniers - red). Dinsdag kwam de VÉGé langs en vroeg wat je wilde bestellen. Op donderdag werden je boodschappen met de kar bezorgd. In Oudehorne, herinnert Sietske zich, waren verschillende woningen die aan huis naast boodschappen ook stoffen verkochten. Veel mensen waren arm en het financieel onderhouden van een (groot) gezin was destijds een flinke opgave. Het was dan ook veel meer dan in deze tijd de gewoonte om naast wonen, je huis ook als winkeltje te gebruiken voor het verkopen van waren. Het leven speelde zich in een veel kleinere straal af. Je had weliswaar een fiets, maar hoefde het dorp niet uit omdat alles hier wel was. Er was veel armoede, maar je had ook minder nodig, omschrijft Sietske die tijd. Je had broeken en een kiel voor het werk en een set zondagse kleren voor naar de kerk. Veel mensen verbouwden groenten in hun diepe achtertuin en men was meer zelfvoorzienend dan nu. Water kwam via de pomp en het riool was nog niet aangelegd. ‘Wassen gebeurde met de hand, óók de katoenen luiers van de kleinsten. Maandag was het wasdag en was het op de buurt cen ware ‘wasoorlog’ wie het eerste de schone was aan de lijn had hangen.
Betere tijden
‘Na de oorlog werd het leven beter. Het was de periode van de wederopbouw en ook voor de familie Wind kwamen er mooiere tijden aan. Na 12 jaar wonen aan de Weversbuurt, verhuizen Anne, Sietske en hun zes dochters in 1964 naar een, zeker voor die tijd, ruime gezinswoning aan de Kerkelaan, waar het gezin wordt uitgebreid met de komst van nog twee dochters. In hun straat zat toen nog een bakker en een smid. De meeste andere winkels stopten in de periode na de oorlog. Niet langer waren alleen de dokter en de veearts mensen met een auto, andere mensen konden zich eveneens een auto veroorloven waarmee zij verder konden reizen voor hun boodschappen. De supermarkt waar je verschillende soorten producten onder één dak kon kopen, kwam op. Moderne uitvindingen vonden hun plaats in de huishoudens. Sietske herinnert zich dat zij eerst geen wringer had voor de natte was. Toen er een mangel kwam, was dat al een genot. In 1961 werd het nog beter; de was werd niet langer door haar met de hand gedaan, maar door de wasmachine. Rond 1968 had de familie een witzwart-tv, met kabel. Het grootste deel van de tijd stond de tv op het testbeeld, maar zo’n drie keer in de week was de ontvangst goed. Vooral in de avond stond de televisie aan en werd er bijvoorbeeld naar het nieuws gekeken. Meer plezier haalde Sietske echter uit de hoorspellen op de radio in die tijd. Dat waren een soort toneelstukken waar je naar luisterde, prachtig!
Een kleinere wereld
‘Wanneer ik aan het einde van het interview informeer wat er tegenwoordig anders is dan vroeger, wordt mij duidelijk dat vroeger vooral de tijdsgeest heel anders was. De wereld was letterlijk veel kleiner. Je was meer op elkaar aangewezen, leende meer van elkaar, deed meer ‘samen en kende iedereen, bij gezicht en naam. Het tempo lag lager. Mensen hadden minder haast en meer tijd voor elkaar. Als allerlaatste vraag ik Sietske waarom zij al die tijd in Katlijk is gebleven. Dat spreckt voor zich, zegt ze. Ze hebben het hier altijd prachtig gevonden. We voelden ons hier thuis. Het is nt als met veel meer dingen in het leven, zegt ze, als iets goed is, dan blijf je daar!
+/- 1935 Boerderij Willemsoord