info

Katlijk door de eeuwen heen - Voorwoord Geert Mak

Terug in Katlijk

Nooit zag ik een stuk van de wereld zo onder mijn handen wegvliegen als Katlijk. Toen ik er voor het eerst kwam - het was de kletsnatte tweede kerstdag van het jaar 1971 - zag ik een paar boerderijen, een modderige landweg en grijze stukken land, omzoomd door kale bomenrijen. Op de hoek van de W.A. Nijenhuisweg stond een oude vrouw voor een huis met een rieten dak, ze haalde water uit een put met een haak. Ik leerde een grote boer kennen - veertig stuks rundvee - die tot voor kort de melk met een praam liet ophalen. Een andere boer wilde met zijn zuster trouwen, dan hoefde ze ook zijn huis niet te kopen, dat mocht ze dan zo wel hebben, later. Met een derde boer, Fedde van der Spoel, raakte ik bevriend. Over zijn erf zwierven een bok, een ezel, een manke kat en een gewone, vijf koeien, een stier, veertien kippen en achttien hanen. Hij verzamelde schillen met zijn transportfiets, en handelde in kalveren, die sleepte hij zo ook in het rond. De vrouw van de kunstschilder verwarmde ons met erwtensoep.

Mijn vriend had alle ellende van vroeger meegemaakt, al het beulen, over de goede oude tijd hoefde je hem niets wijs te maken. Hij had in de bossen de honger gezien, twijgensnijders uit Noordwolde die manden maakten en ze verkochten aan de deuren. Vanuit Oranjestein regeerden de Van Limburg Stirums de armoede met stevige hand, maar toch werd er flink gestroopt. Bij strenge winters verdienden de Katlijkers nog een homp brood met eekschillen. De Bontebokster arbeider Imke Klaver, de grote chroniqueur van deze streek schreef: 'Toen wij jong waren moesten we in het donker langs de vaart strompelen, soms zelfs kruipen, als aan een bruggetje een leuning ontbrak of kapot was. Wij hebben de velocipède zien komen, de auto, het vliegtuig, de telefoon en het elektrisch licht, de kinematograaf en de film, de radio en de televisie.' En: 'Er was toen ook nog vrij veel bos en heide, waar hier en daar huisjes tussen verspreid lagen, soms in een groepje bij elkaar. Hoe vaak zaten er toen nog mensen in de lemen wallen van grond uit vaart en wijken, in holen, die meestal met wat paaltjes en kisthout betimmerd waren. 's avonds, als het donker werd, was het een aardig gezicht, wanneer de lampen in die verspreid liggende huisjes werden aangestoken.'
De ogen van mijn vriend hadden het allemaal gezien. 'By de Bontebok dêr kaam in molkfebryk,' dichtte Imke Klaver. De Bokster modderreed dat waard in dyk en hwat in bosken soe ik neamme kinne fan doe, dy 't er net mear binne...' Mijn vriend knikte instemmend. Soms hadden we het over heel, heel vroeger, over de legendarische Jan Hut, die hier de heidevelden onveilig maakte, maar daar wist mijn vriend alleen nog bij gerucht iets over, van zijn overgrootvader en nog verder, dat lag achter de horizon van onze verhalen.

Mijn vriend kreeg het aan zijn maag, petroleum hielp niet, het was kanker. Hij stierf ergens in 1973, maar vaak wandel ik nog een eindje met hem op, langs het zandpad in de Meibos, waar hij altijd met zijn transportfiets door de modder baggerde. Het is ongeveer het enige stukje Katlijk waar de afgelopen kwart eeuw niets veranderd is. Iedere keer als we op de W.A. Nijenhuisweg komen valt zijn mond weer open: wat ziet alles er knap uit, wat zijn de tuinen schitterend, de bouwval van het oude wyfke is omgetoverd in een droomvilla met een compleet hertenkamp ernaast, en wat heeft iedereen grote hekken om het huis, nee, die hebben de deur niet meer van het slot, dat ziet Fedde ook wel, die hebben teveel geld in de kous. En waar is al het melkvee gebleven? Waar zijn de boeren? Wie wonen hier eigenlijk?
'Vind je het niet mooi?', vraag ik, terwijl mijn vriend een kwartier later onwennig over het fietspad loopt. De oude melkvaart is nu een droge sloot. Bijna al het bos uit zijn jeugd staat er weer, en nog wel meer zelfs, alsof er een film is teruggedraaid. Bijna al zijn oude land, en dat van de buren, is volgezet met eiken, berken en lariksen.
Het valt mijn vriend moeilijk te spreken, ze hebben zo staan beulen om er een mooi stuk weiland van te maken, zijn vader, zijn broers en hijzelf. 'Dit zou de toekomst worden. Eindelijk hadden we kunstmest, eindelijk konden we in plaats van een geit een koe nemen, en daarna nog een, en nog een. Wat is hier in hemelsnaam gebeurd?'
Ik vertel hem over de superheffing van de jaren tachtig, en over de boeren die geen opvolgers meer hadden, en over de recreatie en de rijkdom van de jaren negentig, en over de verkeersopstoppingen in Heerenveen, en over de nostalgische nieuwbouw, en over interieurs uit het laatste nummer van Landelijk Leven, en terwijl ik praat heb ik het gevoel dat mijn vriend niet van de wereld is verdwenen, maar wij, dat wij langzaam zijn gaan zweven, terwijl hij op aarde bleef.

Mijn vriend gaat zitten, Zijn manke kat komt aanlopen, ze springt op zijn schoot, samen kijken ze als vanouds naar de oranje avondlucht, zijn bok leunt tegen hem aan, de hanen kraaien.

Geert Mak

foto Wikipedia

Niets uit deze uitgave en publicatie op het internet mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.

No part of this book and publication on the internet may be reproduced in any form by print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.