info

Raaptepper Lente 2018

Thijs Huisman

Het beeld van de Raaptepper in Katlijk en het idee erachter

Dossier: De Raaptepper

Ik was blij verrast met een foto van het bestuur van Plaatselijk Belang Katlijk in de vorige dorpskrant want de keuze op de plek naast het beeld van de raaptepper is een bijzondere en biedt gelijk een inkijk in de tijd van in en na de oorlog.

In 1943 en 1944 was er een verplichting van de toenmalige overheid om zelf veevoer te verbouwen en grasland in akkerbouw te veranderen, maar ook lang daarna werd dit nog zo gedaan. Ik trouwde in 1955 en daarmee kwamen mijn vrouw en ik op haar familieboerderij op Weversbuurt 6 in Katlijk terecht en ik merkte dat achter de boerderij vrijwel alle gronden bouwland waren. Dat waren de zogenaamde "lichte gronden" voor aardappelen, rogge, haver en groenvoer. Het was deels voor eigen gebruik en de aardappelen waren voor de verkoop zoals ook in de oorlogsjaren al verordend was.

Het zaaien en oogsten was handwerk en vaak zwaar en toen de rondrijdende dorsmachine er kwam was dat een uitkomst. Met deze oogsten was het dan nog volop zomer en de grond werd meteen weer geploegd en klaargemaakt en ingezaaid met rapen. De groeitijd van de rapen was 2 maanden en met de oogst van deze rapen was het herfst geworden. Mijn schoonvader deed het inzaaien met een "zaai- viool" en dat ging met grote precisie en daar kon geen hand tegenop. Zaaiviool (bron)

Als de nachtvorsten er waren en het melkvee reeds gestald, was er oogst per dag nodig. In die tijd gingen we met paard en wagen en onze vaste medewerker Wijnand Spijker na de koffie raapteppen. Zo kregen we in twee uur tijd de boerenwagen vol. "Koolde haanen" zei Wijnand, die stug Stellingwarfs bleef spreken, wel 25 jaar! (De familie Spijker woonde op de Aaltjelaan en heeft veel voor onze familie en bedrijf betekent. Als het erg druk was op de boerderij, was de hele familie Spijker er!).

de raaptepperRapen voeren gebeurde vóór melkerstijd en de verdeling was één grote korf per koestal en de maat was dat er 40 koeien op 20 stallen stonden. Dus dan kunt u uitrekenen hoeveel korven rapen er nodig waren. Om de beurt sjouwden we korven voor en vulden die. Daarna molken we en de uitvinding van de melkmachine was in die tijd een uitkomst. Hiervoor waren mijn vrouw Zus en Wijnand op cursus geweest in Wolvega, die werd verzorgd door de Voorlichting. Het doel daarvan was dat er kwaliteitsmelk geleverd ging worden en wanneer dat slaagde bij een boer werd dat beloond met een zilveren theelepeltje, en hiervoor hadden wij een rekje!

Dat er een huldeblijk voor al die zwoegers die in Katlijk de rapen uit de grond trokken ooit zou moeten komen, liet me nooit los. Toen ik voorzitter werd van de ruilverkaveling heb ik samen met o.a. de ontwerper Janco de Jong uit Oldeberkoop nagedacht over hoe dit vormgegeven zou kunnen worden en we kwamen we tot het idee om een beeld in Katlijk van een raaptepper neer te zetten, net zoals meerdere dorpen al hun eigen beeld van hun geschiedenis hadden gekregen. Door mijn drukke extra werk is het er toen niet meer van gekomen. Durk Woudstra, die voorzitter van Plaatselijk Belang was in 1979, was samen met het bestuur van mening vooral door te gaan met dit idee van ons.

Toch heeft het nog twee jaar geduurd voordat het bestuur en de gemeente Heerenveen het eens werden over het ontwerp en de subsidie. Eén van de voorwaarden van Plaatselijk Belang was dat er een levensechte "tepper" model zou moeten staan voor dit oude ambacht! En die werd gevonden in Durk zijn buurman: Roel Annema (Kerkelaan 33).
Een kunstenaar uit Den Haag kreeg de klus, Simon den Hartogh in 1981, die voor een deel in de gebouwen van Woudstra werkte en gratis kost en inwoning kreeg van de familie Woudstra en wat nogal een tijdje heeft geduurd! Destijds, bij de oplevering, is een stukje in de krant gekomen met een foto van het bestuur in augustus 1981. Niemand had kunnen denken dat het beeld zo bepalend zou worden voor ons dorp. Zo voelt de raaptepper ook een beetje als "mijn beeld"!

Thijs Huisman (1927), Schoterlandseweg, Katlijk.
 Reageer >>