Uitvoering van het voornemen kwam niet van de grond, onder meer door onenigheid binnen de Friese Faunabeheereenheid. Inmiddels, 2,5 jaar later, ziet Kramers opvolger Fokkinga er niet meer de noodzaak van in. De belangrijkste reden: eigenlijk krijgt hij nauwelijks signalen van problemen door de damherten. Er zijn weinig aanrijdingen. "En fan agrariërs út dy hoeke komme ek gjin klachten oer skea."
Daar komt bij, zegt Fokkinga, dat het maatschappelijke sentiment over het afschieten van dieren anders is dan jaren geleden. "Minsken sjogge dêr oars tsjinoan, der is yn brede sin minder draachflak foar. Merkst it oeral, ek at it giet om bygelyks de foks, de stienmurd of de ree."
Damherten komen niet van nature voor in Friesland. Algemeen wordt aangenomen dat de drie Friese roedels zijn ontstaan na ontsnappingen uit hertenkampen. In Dokkum is bekend dat ooit alle herten zijn ontsnapt uit het Bosje van Prins, bij de Geastmer Mar.
Groei blijft binnen de perken
Een belangrijk argument in 2019 was de verwachting dat het aantal dieren hard zou groeien. Groei is er wel geweest, zegt Fokkinga, maar die blijft binnen de perken. Hij denkt dat verkeersmaatregelen, zoals het plaatsen van wildspiegels of afrastering, afdoende kunnen zijn. Volgend jaar moet er een plan liggen voor maatregelen rond de Lauwersseewei (N361) tussen Dokkum en Rinsumageast.Met de huidige vijftig tot zestig dieren bij Dokkum denkt de gedeputeerde dat dat daar afdoende is. Wel maakt hij het voorbehoud voor verdere groei: er kan altijd een moment komen dat afschot wél nodig is. "At dêr no 120 deimen binne, dan hast fansels in hiel oare sitewaasje."
Zo’n andere situatie zag hij vorig jaar nog wel bij Katlijk. Hij wilde toestaan dat het aantal dieren werd teruggebracht van 270 naar 80 stuks. Na bezwaar van bewoners trok de gedeputeerde de toestemming in. Ook daar komen nu eerst verkeersmaatregelen.
De provincie laat met het nieuwe standpunt de 'nulstand' los voor de roedels in Dokkum en de Kollumerwaard. Jan Teade Kooistra van landbouworganisatie LTO Noord is daar niet over te spreken. "Der sit gjin fyzje efter. It moat blykber earst út de hân rinne. Hoefolle auto’s moatte der stikken en hoefolle ferwûnen moatte der falle, foardat der wat gebeurt?"
Melding doen van vraatschade
Volgens Kooistra is er ook wel degelijk vraatschade, maar doen boeren daar vaak geen melding van vanwege de grote bureaucratische rompslomp. Bovendien is de schade nu nog relatief beperkt, zegt hij. "Mar blykber moatte boeren dochs wol sa folle mooglik skea oanmelde, omdat dêr belied op makke wurdt. En net op fyzje."Hij voegt toe dat bij Katlijk al duidelijk is hoeveel schade de dieren kunnen aanrichten. "Dêr steane se al by de biks-kroade en by de kuilbult te fretten."
Natuurorganisatie It Fryske Gea kan zich goed vinden in het nieuwe beleid, zegt directeur Henk de Vries. "At der gjin skea is en se binne net ien ta lêst, wêrom soenen we se dan deasjitte?"
De Vries vindt dat boeren hun eventuele schade gewoon zouden moeten melden. Wel benadrukt hij dat de populatie moet worden beheerd, zodat die niet ongebreideld blijft groeien. Dat zou betekenen dat afschot een optie blijft. "Hoe dan bepaald wurde moat wêr’t de grins leit? Gjin idee. Dêr moat dan goed nei sjoen wurde."
Naar de roedel in de Kollumerwaard wordt nog wel verder onderzoek gedaan. Fokkinga wil weten hoeveel dieren daar maximaal kunnen blijven om schade te voorkomen. Kwetsbaar voor vraatschade zijn daar bijvoorbeeld de gewassen van de proefboerderij, maar mogelijk ook bijzondere begroeiing in het Lauwersmeergebied. Rond de jaarwisseling moet daar meer duidelijkheid over zijn.