Het was in de maand april, vlak voor de meivakantie dat ik mijn kleinzoon uit school haalde. Het weer was zoals in die weken; mooi en warm.
Lekker in het zonnetje staand, stond ik op mijn nazaat te wachten. Hier en daar nog een opa en oma, of wel pake en beppe. Maar ook jonge vaders en vooral jonge moeders. Het was daar een vrolijk gezicht; het leek of al die jonge mensen zo van de camping kwamen! Vrolijk en vooral luchtig gekleed. Enkele opa`s en pake`s stonden met een twinkeling in de ogen het geheel te overzien. En druk dat al die jonge moeders het hadden. Wat ze allemaal te bespreken hadden weet ik niet, maar hun monden stonden geen moment stil. Sommigen hadden het zo druk dat ze nauwelijks merkten dat hun kinderen uit school kwamen.
Ook mijn kleinzoon kwam na enig wachten de school uitgemarcheerd, samen met een aantal luidruchtige klasgenootjes.
Temidden van die menigte stond een jonge man in een afgeknipte spijkerbroek, met hier en daar een rafeltje en een t-shirt. Aan zijn voeten droeg hij, zo te zien, een paar niet al te nieuwe sportschoenen. Eens waren ze wit geweest.
"Wie is dat?", vroeg ik aan mijn kleinkind. "Dat is Henk", kreeg ik als antwoord. "En wie is Henk?", vroeg ik door. "Dat is onze meester, maar we zeggen gewoon Henk". "Oh", was mijn reactie. "Henk zegt dat we allemaal gelijk zijn en we hoeven geen meester tegen hem te zeggen".
Nou is Bet(er) Weter voor openheid en menselijkheid, maar dit gaat toch wel wat ver. Alleen al door leerkracht te zijn en voor de klas te staan, neem je toch wel een wat andere positie in, niet gelijk aan die van de kinderen in de klas. Tenminste dat lijkt me zo.
"We mogen van Henk altijd zelf onze sommen nakijken, want daar leren we van", ging mijn kleinzoon verder. "Doet je meester dat zelf niet?", was mijn misschien wat naïeve reactie. Volgens mij kun je kinderen pas iets gaan uitleggen als je zelf hebt geconstateerd wat ze fout hebben gedaan.
Ondertussen moest ik maar denken aan al die artikelen in de kranten over de kwaliteit van het onderwijs. Ook herinnerde ik mij opmerkingen van mensen uit het onderwijs over het feit dat hun vak geen status meer heeft. "Het is ook geen wonder", dacht ik bij mezelf.
En ondertussen dacht ik terug aan mijn eigen tijd op de lagere school. Aan meester Noordman, de HOOFDMEESTER. Hij stond altijd bij de voordeur als we de school binnenkwamen. Een enkel kind kreeg een aai over de bol, een ander een vriendelijke opmerking. Hij stond er altijd, daar bij de deur. Netjes gekleed in een pak. Zomers in een licht- grijs pak en `s winters een donkergrijs. We hadden respect voor de HOOFDMEESTER. En hij kon ook streng zijn! Je moest ook niets uithalen wat niet door de beugel kon. En je moest thuis ook niet klagen wanneer je een keer straf had gekregen. "Dan heb je het ook verdiend", was het antwoord thuis. Maar ondanks die strengheid hielden we van deze meester. Dat gold soms in meerdere, soms ook in mindere mate voor de andere juffen en meesters. De juffen altijd keurig gerokt en de meester in een combinatiepak. Soms, als frivoliteit, droeg een meester wel eens een trui. Maar dat was een uitzondering. Het beroep van Juf en Meester had vroeger een zekere status en kreeg respect. Hoe zou dat toch kunnen? Bet(er) Weter heeft wel een idee hoe dat zou kunnen!
De redactie deelt niet per sé de mening van B(et) Weter, maar geeft hem/haar graag de gelegenheid zijn/haar visie weer te geven.